Duiken naar de schatten van de Rooswijk
Een schatkamer onder water. Eeuwen nadat VOC-schip Rooswijk voor de kust van Engeland verging, wordt het weer tevoorschijn gehaald. En het publiek mag meekijken.
Martijn Manders, hoofd van het maritiem programma van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), is al 27 jaar onderwaterarcheoloog, maar het lichten van een schip als de Rooswijk is een buitenkans die hem niet jaarlijks in de schoot valt. „Hier gaat mijn hart sneller van kloppen.”
Een internationaal team brengt het wrak tussen 1 juli en 1 oktober in kaart en stelt de spullen die aan boord zijn veilig. In die periode moet de klus worden geklaard, want daarna begint –weliswaar een stuk verderop– een vierjarig zandwinningsprogramma dat de waterkwaliteit zal doen afnemen en de erosie van het schip waarschijnlijk versnelt.
En het staat er met de Rooswijk na 277 jaar al niet fleurig voor, vandaar ook dat het schip uit de zeebodem wordt gepeuterd. „Ken Welling, de Engelse beheerder van de vindplaats, constateerde dat er zand rond het wrak wegstroomde, waardoor objecten vrij kwamen te liggen. Daarna had sonaronderzoek plaats, dat eenzelfde beeld te zien gaf. Als houten scheepsdelen of voorwerpen boven het zand uitsteken, worden die in een mum van tijd door paalworm opgegeten.”
In september vorig jaar daalde Manders samen met andere duikers af naar het wrak. „Het ligt ruim 20 meter diep, dus je kunt niet al te lang onder water blijven. Het blijft elke keer weer een geweldige ervaring. Het licht en het geluid zijn onder water anders dan erboven. Er is de spanning: wat zullen we aantreffen? Je herkent niet alles direct, maar langzamerhand vormt het plaatje zich in je hoofd. Het is als een puzzel. Die vergelijk je met wat collega’s waarnemen. Het is ontzettend gaaf als je dan begrijpt wat je hebt gevonden.”
Studenten
De duikers zagen dat de berichten over erosie niet overdreven waren. „Daarom besloten we het wrak op te graven. Dat is een kostbare operatie, maar het kan ons veel kennis over die tijd opleveren. Het is een uniek project, daarom hebben we er een opleidingstraject aan verbonden: studenten mogen meedoen. Enkelen van hen zijn ervaren duikers. Anderen nemen deel aan de conservering van de objecten die we naar boven halen, het vastleggen ervan en het samenstellen van driedimensionale animaties.”
Dat laatste gebeurt omdat mensen de gelegenheid krijgen het gehele proces mee te beleven. In de Engelse kustplaats Ramsgate, waar de spullen aan land worden gebracht, komt een bezoekerscentrum. De beelden zijn ook via internet te zien.
„Alle werkzaamheden worden gefilmd”, zegt Manders. „Zodra de objecten boven water komen, worden ze gefotografeerd, genummerd en vervolgens verpakt, zodat ze vochtig blijven en niet uit elkaar vallen. We gaan 24 uur per dag door. Het duiken gebeurt bij de wisseling van de getijden.”
Maritiem erfgoed
De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, gevestigd in Amersfoort, beheert als onderdeel van het ministerie van OCW maritiem erfgoed: scheepswrakken van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC), de West-Indische Compagnie (WIC), de admiraliteiten en de marine. „De Nederlandse staat claimt het eigendom, ook al liggen die schepen in wateren die tot een ander land behoren.”
Waar de objecten uit de Rooswijk naartoe gaan, is nog niet duidelijk. „Wettelijk moet alles bij elkaar blijven, maar dat kan ook op papier. Als je alles in één stuk gedocumenteerd hebt, zou het mooi zijn als meerdere musea spullen uit het schip tentoon willen stellen, zowel in Nederland als in Engeland. Zo’n wrak is een kijkgaatje naar het verleden: aan de hand van objecten vertel je het verhaal van vroeger.”
Daar mag best meer aandacht voor komen, vindt Manders. „De geschiedenis van Nederland ligt voor een belangrijk deel onder water. Die bron moeten we beter benutten. In de achterliggende eeuw zijn de Nederlanders landrotten geworden, die denken vanuit het land: daarginds ligt de dijk en daarachter is er niets meer. Het is veelzeggend dat van de ruim duizend archeologen in Nederland slechts een handjevol met het maritieme erfgoed bezig is. Gelukkig komt daar geleidelijk verbetering in. Het is mijn missie om dat te bevorderen. We moeten ons land vanaf het water bekijken, want heel veel aspecten van onze ontstaansgeschiedenis hebben met het water te maken.”