„We hebben de oppervlakkigheid verkeerd bestreden”
Tijdens de zaterdag in Gouda gehouden studiedag rond het boek ”De toeleidende weg tot Christus” van ds. C. Harinck klonken veel waarderende woorden voor deze publicatie. Frontale kritiek was er nauwelijks. Maar de nodige nuanceringen, aanscherpingen en kanttekeningen ontbraken niet.
Ds. Harincks boek verscheen afgelopen najaar. Inmiddels is de vierde druk verschenen. Christelijke hogeschooI De Driestar besloot in het kader van haar Studium-Generaleprogramma een studiedag over de publicatie te organiseren. Aan de predikanten P. den Butter, P. Mulder en P. de Vries werd gevraagd in korte lezingen te reageren op het boek. De hoofdlezing was toebedeeld aan de auteur zelf. Van dit referaat hadden de coreferenten niet van tevoren kennisgenomen. Met zo’n 290 aanwezigen, afkomstig uit de rechterflank van de gereformeerde gezindte, was de aula van de hogeschool helemaal gevuld. „Het aantal aanmeldingen voor de dag was vele malen groter”, aldus medeorganisator drs. I. A. Kole desgevraagd.
Ds. C. Harinck, predikant van de gereformeerde gemeente in Terneuzen, zette in grote lijnen de inhoud van zijn boek uiteen. Drie factoren zijn volgens hem verantwoordelijk voor de verwarring die er bij bevindelijk gereformeerden is over de weg waarin God een zondaar het heil van Christus deelachtig maakt. Hij noemde de strijd na de Afscheiding, de invloed van de gezelschapstheologie en de angst voor een oppervlakkig geloof. Hij ging hierbij ook in op de ontwikkelingen in de Gereformeerde Gemeenten. Met waardering noemde hij ds. G. H. Kersten. „Hij had niet alleen kritiek op de voorwerpelijke prediking, maar sprak zijn kritiek ook uit omtrent de gezelschapstheologie, die de ervaringen tot bron van de prediking maakte.” Deze lijn werd, aldus ds. Harinck, voortgezet onder de leiding van ds. A. Vergunst en anderen.
De laatste twee decennia is daar volgens de predikant echter verandering in gekomen. „Op de kritische vragen vanuit de gemeente en de jeugd werd onvoldoende antwoord gegeven vanuit de gereformeerde theologie, maar geantwoord vanuit de ervaringen van Gods kinderen. De gezelschapstheologie is daardoor weer meer en meer richtinggevend geworden voor het denken over de weg die God met Zijn kinderen gaat.”
De angst in bevindelijke kring voor een oppervlakkig geloof heeft er volgens ds. Harinck toe geleid dat aan de verkondiging van het Evangelie beperkingen werden opgelegd. Hij benadrukte dat er onvoldoende is teruggegrepen op de manier waarop de oudvaders het onderscheid tussen een waar en een vals geloof aantonen. „Kortom: We hebben de oppervlakkigheid op de verkeerde manier bestreden.”
Momenteel maakt ds. Harinck zich veel zorgen over de vervlakking in de reformatorische kerken onder invloed van de evangelische beweging. Maar de verstarring gaat hem evenzeer aan het hart. „Vanuit vrees voor het oppervlakkig aannemen van Christus heeft men de toegangsweg tot Hem met allerlei eisen en voorwaarden afgegrendeld.” De mensen horen volgens hem nog wel wat men beleven moet. „De vraag is echter: Wordt Christus wel verkondigd in Zijn gewilligheid om zondaren te ontvan- gen?”
De predikant benadrukte zijn boek niet te hebben geschreven om te polemiseren, maar uit zorg voor de jeugd en de kerk.
Ds. P. Mulder, predikant van de gereformeerde gemeente van Dordrecht, merkte op dat de negentiende eeuw en een goed deel van de twintigste eeuw een eigen geestelijk klimaat hadden. „Er waren gezelschappen met soms extreme uitingen en eigen taalgebruik, maar ook getrouwe predikers die schriftuurlijk leidinggaven aan het geestelijk leven.” Hij noemde in dit verband de predikanten Wisse, Kersten, I. Kievit en Van Sliedregt sr. „Het gaat mij te ver om kernen van hun geschriften als gezelschappelijk of als gemeentetheologie aan te duiden, laat staan ze daarmee terzijde te stellen.” Bovendien vroeg hij zich af of velen die willen meepraten over het thema van de toeleidende weg zich wel kunnen inleven in een geestelijk klimaat van afhankelijkheid, eeuwigheidsbesef en zondigheidsverstaan zoals dat er in de tijd van die predikanten was.
De predikant stelde dat we in de Schrift geen uitgewerkte dogmatiek vinden en evenmin een uitgewerkte heilsorde. Maar toch is er volgens hem meer te zeggen. „We lezen in Gods Woord niet een hele bekeringsweg van iemand. Wel lezen we van de één dit facet en zien we bij de ander dat facet vermeld.” Ds. Mulder waarschuwde ervoor de geestelijke leiding van de Heere met individuele bijbelheiligen algemeen te maken. „Laten we echter ook voorzichtig zijn naar de andere kant. Onderwijs dat de Schrift aanreikt, mogen we niet tegenstaan. Het is niet verkeerd een bepaalde schriftuurlijke orde op te merken. Maar dat laat onverlet dat de Heere soeverein handelt in het leiden van de Zijnen.”
Ds. Mulder merkte op dat ds. Harinck in zijn boek een tekening geeft van een bepaald geestelijk klimaat en van duidingen omtrent het geestelijk leven in een bepaald type preken. „Is dat portret genoegzaam levensecht? Of krijgt het soms trekken van een mistekening, misschien hier en daar zelfs karikaturale vormen?” Hij vroeg zich af of daarmee niet onderbelicht blijft „de aandacht die er is voor de kleintjes en voor minder verder gaande zaken van ontdekking en daarmee samenhangende elementen van geloofskennis van Christus.”
De hervormde Elspeetse predikant dr. P. de Vries stelde dat onder invloed van de gezelschapstheologie inzichten een plaats hebben gekregen die de toets van de Schrift niet kunnen doorstaan. Hij noemde het opvallend dat bepaalde onderscheidingen in het geestelijk leven alleen gemaakt worden door Nederlandse christenen en Nederlandse emigranten in het buitenland, en dan nog pas sinds de negentiende eeuw. „Wie meent dat God zo altijd mensen bekeert, loopt vast met de kerkgeschiedenis en in internationale contacten. Wat nog belangrijker is: het is niet naar de Schrift.”
De gedachte dat de heilsfeiten chronologisch nabeleefd worden als het gaat om de toe-eigening ervan en dat in deze zin de weg van de Borg de weg van de kerk is, noemde hij strijdig met de apostolische brieven. „Wanneer men zegt dat kinderen Gods de dingen zo beleefd hebben, is dit geen argument. Want geloofservaring die strijdig is met de Schrift moet als ballast overboord of moet in ieder geval anders worden verwoord.”
Ds. P. den Butter, christelijk gereformeerd predikant in Middelharnis, zei van harte in te stemmen met de intentie van ds. Harincks boek, „zowel in wat hij verdedigt als in wat hij bestrijdt.” Dankbaar is hij dat de auteur met grote stelligheid verkondigt dat er een toeleidende weg is. „Er zijn immers kringen waar men van voorbereidend werk en dergelijke niets, maar dan ook niets wil weten. Te vaak heb ik het verwijt gehoord van voorwaardelijk preken als ik niets anders deed dan het aangeven van de weg waarlangs de Heilige Geest leidt.” De predikant verwees naar recensies van ds. Harincks boek in De Wekker (christelijk gereformeerd) en Nader Bekeken (gereformeerd vrijgemaakt). Deze bladen waren „lovend.” „Maar dan gaat men verder alleen in op wat ds. Harinck bestrijdt en niet op wat hij verdedigt.”
Ds. Den Butter bracht in zijn lezing ook enkele nuanceringen aan bij ds. Harincks boek. Zo stelde hij dat de ontdekking aan onze verlorenheid niet per se bij iedereen begint met de ontdekking aan de schuld. „Het kan ook onkunde zijn waar de Geest ons aan ontdekt.” Dat de kennis van zonde voorafgaat, betekent volgens de predikant niet dat de mens niet eerder tot Christus mag gaan dan nadat zijn hart onder het gewicht van de zonden verbroken is. „Kan hij niet gaan met een verbroken hart, laat hij dan gaan om zo’n hart. Ook dat verbroken hart is immers een gave van Christus.”
Na de lezingen waren er een groeps- en een forumdiscussie. Deze waren niet voor de pers toegankelijk. Drs. Kole deelde mee dat De Driestar niet overweegt een tweede studiedag over het onderhavige thema te organiseren. „We hopen dat er in gemeenten en op verenigingen verder over wordt doorgesproken.”