Echt levend
Johannes 11:25a
„Jezus zei tot haar: Ik ben de Opstanding en het Leven.”
De Heere Christus wil met Zijn toornige woorden en gebaren zo veel zeggen als: „Nu, duivel, u hebt de wereld vermoord; wacht, Ik zal ook eens toornen tegen u, en u uw streken betaald zetten. Ik zal nu beginnen met de opwekking uit de doden van Lazarus; voorlopig is dit tot een voorbeeld voor anderen, en over enkele dagen zal Ik het aan het kruis geheel tot stand brengen.”
Zo doet Hij dan hier niets anders, als dat Hij met luide stem roept: Lazarus, kom uit. En ogenblikkelijk wordt de dode weer levend.
Hier wordt dus Zijn Woord waarheid: „Ik ben de Opstanding en het Leven.” Want wie roept hier? Is het niet het Leven? Wie roept het? De gestorvene. De Opstanding handelt hier met hem die begraven was geworden.
Ternauwernood hebben het Leven en de Opstanding geroepen, of de gestorven Lazarus treedt tevoorschijn en is weer levend. Dat is tot voorbeeld, om daarmede te bewijzen wat Hij aan het kruis doen wil. En dat deed Hij de Joden die bij Maria en Martha waren tot troost, opdat zij in Christus geloven zouden en niet al te zeer voor de dood zouden vrezen. En ook opdat ze niet ongeduldig zouden worden in het sterven, maar van dag tot dag leren de dood te verachten en deze woorden goed te bewaren, dat de ziekte van Lazarus dienen moest tot verheerlijking van God.
Maarten Luther, hoogleraar in Wittenberg
(”Vanaf lijdenstijd en opstanding”, 1540)