Uit de doden opgewekt
Johannes 11:1
„En er was een zeker man krank, genaamd Lazarus, van Bethanië, uit het vlek van Maria en haar zuster Martha.”
We willen de lijdensgeschiedenis beginnen waar beschreven wordt hoe Lazarus uit de doden is opgewekt. Want dat heeft de stoot ertoe gegeven. Maar in dit elfde hoofdstuk van Johannes is zeer veel dat men in één preek niet behandelen kan. Zo heeft niemand anders dit wonderwerk beschreven dan alleen Johannes. De anderen hebben dit grote wonder weggelaten. Daarom is het zoals Johannes in het laatste hoofdstuk zegt, dat Jezus nog vele andere tekenen heeft gedaan die niet beschreven zijn.
Dit wonder is een teken zoals men nergens elders verneemt. Men leest wel van Elia, hoe hij een dode heeft opgewekt, zoals de apostelen ook doden hebben opgewekt. Maar dat dit ook geschiedde nadat de doden reeds „roken en vier dagen in het graf gelegen hadden”, daarover had men niet eerder gehoord. Daarom wilde Johannes deze gebeurtenis nauwkeurig beschrijven.
Drie mensen nu, broeder Lazarus en de beide zusters Martha en Maria, woonden in het vlek Bethanië. Het wordt genoemd het vlek van Maria en haar zuster Martha, niet alsof het hun eigendom was, maar zoals een burger zegt: „Mijn stad Wittenberg”, dat wil zeggen: „Ik woon in Wittenberg.” Zo noemden zij Bethanië ook: hun vlek. En in deze plaats nam de Heere gewoonlijk Zijn intrek wanneer Hij erdoor kwam op Zijn reizen naar Jeruzalem.
Maarten Luther,
hoogleraar in Wittenberg
(”Vanaf lijdenstijd en opstanding”, 1540)