Stinsenplanten brengen het land vroeg in lentesfeer
De lente is begonnen: de merels zingen, het eerste kievitsei is gevonden, de eerste dagvlinders hebben zich vertoond. En de stinsenplanten bloeien.
Rond Huize Baak, in het westen van de uitgestrekte Achterhoekse gemeente Bronckhorst, ligt een klein park waarvan bijna elke vierkante meter vol staat met bloemen. Er hangt een verstilde sfeer. Een zacht voorjaarszonnetje werpt zijn stralen over de bloemenzee. Er is geen mens te zien – slechts een enkele vogel laat zich horen. Ook auto’s hoor je hier nauwelijks. Hier en daar zijn de sneeuwklokjes en krokussen al uitgebloeid.
Dat is ook het geval met de winterakonieten. De laatste verwelkte gele bloemen van dit bij de ranonkelfamilie behorende plantje maken plaats voor aangeplante narcissen en inheems speenkruid. Allemaal stinsenplanten: soorten die van oorsprong alleen op landgoederen, boerenhoven en in pastorietuinen groeiden (zie ”Stinsenflora”).
Ook groeit hier de eveneens geelbloeiende weidegeelster, een inheemse soort die tegenwoordig bijna alleen nog voorkomt op kerkhoven en buitenplaatsen. Evenals de witte sneeuwklokjes, met hun fraai gevormde bloemen, en paarse krokusjes – volgens sommigen ligt de klemtoon op de tweede lettergreep – is de geelster een bolgewasje.
Juist bolgewassen bloeien vaak als eerste, doordat ze reservevoedsel beschikbaar hebben gehouden. Ondanks dat de meeste uit zuidelijker streken afkomstig zijn, kunnen ze best wat vorst verdragen.
Boven de bloemenzee dartelt een nog eenzame citroenvlinder. Wie goed kijkt, ziet tussen de sneeuwklokjes en krokussen piepkleine roze bloempjes bloeien: klimop-ereprijs. En een open plek op het pad is bezaaid met witte bloempjes van vroegeling, die haar naam eer aandoet.
Hackfort
Rond Kasteel Hackfort, bij Vorden, heerst een gezellige drukte. Koolmezen fluiten tegen elkaar op, boomklevers laten zich horen, de eerste vinken geven hun vinkenslag ten beste en heel wat wandelaars en bloemenfotografen hebben het landgoed ontdekt.
Langs een bospad, te midden van dor blad, bloeien de eerste bosanemonen. Langs de paadjes richting het kasteel verschijnen steeds meer sneeuwklokjes en bonte krokussen; de wat kleinere, lichtpaarse boerenkrokus laat zich niet zien en ook de gele krokus is hier een zeldzaamheid.
Tussen het vogelgezang klinkt, steeds sterker, geruis. Als het bos dunner wordt, wordt de oorsprong van het geruis zichtbaar: een watervalletje van de molenbeek stroomt langs de watermolen. Het schoepenrad staat stil.
Bijzondere stinsenflora
Tussen het oevergras bloeit de bijzondere stinsenflora: het lenteklokje, met gele stipjes langs de witte bloemzoom; de vingerhelmbloem, die net in bloei komt; de holwortel, zijn forsere en zeldzamere broer in paars of wit; en dicht bij de grond de sneeuwroem en de sterhyacint met zijn paarsblauwe bloempjes.
Een wandelpad volgt de beek in oostelijke richting, te midden van nog meer sneeuw- en lenteklokjes, blad van aronskelken en varens en bloeiende slanke sleutelbloemen.
Die schitterende lichtgele sleutelbloemen horen in deze streken van nature thuis, maar deze exemplaren zijn hier waarschijnlijk aangeplant toen tussen 2009 en 2015 de stinsenflora van Hackfort in volle glorie is hersteld. De oever aan de overkant ziet al geel van het speenkruid. Het bloemenfeest is begonnen.
Stinsenflora Sneeuwklokjes en krokussen in de bermen in het vroege voorjaar doen wat onnatuurlijk aan, omdat er dan nog vrijwel geen bloeiende inheemse bloemen zijn te vinden. Maar fraai zijn de sneeuwklokjes en krokussen wel, zeker in grote aantallen in bijvoorbeeld kasteelparken.
In Friesland heet een versterkt landhuis een stins (stenen huis). Toen de onderlinge twisten en oorlogen voorbij waren, richtten de adellijke heren zich in de 19e eeuw op de verfraaiing van hun landgoederen door het aanleggen van een parktuin met uitheemse bloemen.
Op een van die stinsen, de Schierstins bij Veenwouden, was een bijzondere soort aangeplant, het Haarlems klokkenspel. Bij de bevolking stond het plantje bekend als ”stinzeblomke”. Via heemkundige Jacob Botke (1877-1939) is zo de benaming stinsenplant in zwang geraakt.
Er zijn tientallen soorten stinsenplanten, waaronder blauwe anemoon, grote maagdenpalm, Italiaanse aronskelk en gevlekt longkruid, en bolgewassen als lelietje-van-dalen, blauwe druifjes, kuifhyacint, daslook en schedegeelster.
Sommige soorten komen van nature nog net in Nederland voor, in Zuid-Limburg en misschien het oosten van Twente, maar de meeste zijn rond de achttiende eeuw ingevoerd vanuit Midden-Europa en weten zich hier goed te handhaven.
Verscheidene landgoederen zijn beroemd om hun stinsenplanten, zoals Jongemastate in Friesland, Coendersborch en Iwema Steenhuis in Groningen (waar stinsenplanten ”börgbloumkes” worden genoemd), Elswout, Leyduin en Sypesteyn in Noord-Holland, Te Werve in Zuid-Holland en Amelisweerd in Utrecht.
Rijke geschiedenis
De uitgestrekte gemeente Bronckhorst, in de Achterhoek, kent een rijke geschiedenis en een flink aantal kastelen en buitenplaatsen. In het noordoosten ligt de Wildenborch, een voormalig roofridderslot. Op het niet-toegankelijke terrein rond het landhuis zelf bloeien jaarlijks volop sneeuwklokjes, krokussen en narcissen.
Het kasteelbos echter oogt nog winters, hoewel een groenespechtenpaar zich flink laat horen en langs een van de waterkanten de eerste paarse bloemen van de kleine maagdenpalm zijn verschenen. De kleine maagdenpalm komt van nature alleen in het uiterste zuiden en oosten van Nederland voor en wordt elders gerekend tot de stinsenflora. Maar in stinsenplanten gespecialiseerd is de Wildenborch toch niet.