Fleur kan best buiten spelen
Vraag: Nu het lente wordt en meer kinderen buiten spelen, wil onze dochter Fleur (5) ook graag naar buiten. Ik vind dat best spannend en zou graag tips krijgen hoe ik haar veilig buiten kan laten spelen.
Als kinderen ouder worden, willen ze steeds meer zelf ondernemen. Ouders zijn niet meer altijd in de buurt bij alles wat ze doen. Dat is een gezond proces dat bij opvoeden hoort: stapje voor stapje een kind naar zelfstandigheid leiden.
Bij buiten spelen is dat net zo. Het is voor ouders een proces van loslaten: eerst samen buiten spelen, en naarmate een kind ouder wordt steeds een stapje terugdoen en het kind leren dat het dit zelf kan. Begrijpelijk dat Fleurs moeder dit spannend vindt.
Ouders zijn bezorgd om hun kind en denken aan gevaren die er kunnen zijn bij buiten spelen. Ze vinden het bijvoorbeeld moeilijk om geen zicht te hebben op wat hun kind doet.
Ze maken zich zorgen over wat er zou kunnen gebeuren: een bal door de ruit van de buren, een kras op een auto, verkeer op straat, vervelend gedrag of lelijke woorden van andere kinderen. Er kunnen grotere kinderen zijn die plagen of angst dat hun kind met vreemden meegaat of wordt ontvoerd. Reële gevaren, die er echter niet voor mogen zorgen dat kinderen niet buiten kunnen spelen.
Genoeg bewegen
Voldoende beweging is belangrijk om een gezond gewicht te houden. Voor kinderen is buiten spelen een goede manier om spelenderwijs genoeg te bewegen. Ook is het goed voor hun hele ontwikkeling.
In Nederland wordt sinds 1994 elk jaar op de tweede woensdag in juni de Nationale Buitenspeeldag gehouden. Dit jaar is dat 14 juni. Op veel plaatsen gaan straten dicht voor verkeer, kunnen kinderen veilig spelen en hebben er activiteiten plaats.
Fleurs ouders kunnen veel doen om haar veilig buitente laten spelen. Het is natuurlijk belangrijk om daarin rekening te houden met de leeftijd en de ontwikkeling van een kind.
Jonge kinderen (onder de 4 jaar) kunnen nog niet alleen buiten spelen, maar slechts als er een ouder bij is. Zij zien nog geen gevaar en kunnen nog niet altijd inschatten of ze iets kunnen of niet. Halverwege durven ze niet meer de trap van de glijbaan op en hebben ze hulp van papa nodig. Regels en afspraken onthouden lukt ook niet bij hen.
Tussen de 4 en de 6 jaar kunnen kinderen dingen steeds beter onthouden. Ook op deze leeftijd is het nog belangrijk dat er een ouder in de buurt is die regelmatig kijkt of het nog goed gaat. Ouders die op de achtergrond aanwezig zijn bij het buiten spelen, geven het kind een veilig gevoel. Een kind durft het dan aan om nieuwe dingen te ontdekken en uit te proberen.
Impulsief
Kinderen gaan op in hun spel en denken niet altijd na voordat ze iets doen. Ze zijn nog impulsief. Bekend voorbeeld is de bal die de straat op rolt en een kind dat er meteen achteraan rent. Pas vanaf 9 jaar krijgen kinderen inzicht in de snelheid van verkeer.
Een kind kan ook erg naïef zijn en snel dingen geloven die anderen hun vertellen. Het is daarom belangrijk het te leren geen snoepjes van vreemden aan te nemen en nooit met een vreemde mee te gaan. Ouders kunnen hun kind leren altijd eerst thuis te vragen of het ergens heen mag als iemand het vraagt mee te gaan.
Kinderen hoeven daarbij niet bang te worden gemaakt, maar het is wel goed hen weerbaar te maken en te vertellen dat er soms mensen zijn die aan kinderen vragen mee te gaan. Het is verstandig hun te leren wat ze dan moeten doen. „Altijd eerst aan mama vragen of het mag, anders weet ik niet waar je bent en ben ik je kwijt.”
Behalve de leeftijd van een kind speelt ook de woonomgeving een rol bij veilig buiten spelen. De één woont aan een drukke straat, de ander op een rustig woonerf. In de stad is er meer verkeer dan in een dorp.
Veilige speelplekken
Ouders zullen eerst moeten kijken naar veilige speelplekken in de buurt en anders een speeltuin opzoeken met veilige speeltoestellen die bij de leeftijd passen. In een onveilige wijk zullen ouders langer met hun kind mee naar buiten moeten.
Kinderen kunnen buiten spelen in stappen leren. Fleurs moeder kan eerst in de buurt blijven en haar van een afstand in de gaten houden. Als dit goed gaat, kan Fleur een rondje om het huizenblok fietsen, waarbij papa of mama haar steeds even kan zien. Zo krijgt ze steeds meer verantwoordelijkheid.
Ook de tijd dat Fleur buiten mag spelen kan worden verlengd als het goed gaat.
Het is belangrijk om vertrouwen te hebben dat Fleur zal oppassen en geen gevaarlijke dingen zal doen. Het helpt om daarover van tevoren afspraken te maken. „Mama en papa moeten altijd even weten met wie en waar je gaat spelen, aan de kant gaan voor auto’s en fietsers, en als er iets is meteen naar huis komen.”
Concreet afspreken tot waar een kind mag spelen is belangrijk. „Je mag tot die dikke boom fietsen of tot dat huis.” „Als je bij iemand binnen mag spelen, eerst even vragen of dat goed is.”
Regelmatig kijken
Als moeder een compliment geeft omdat Fleur zich aan de afspraken houdt, stimuleert haar dit om vol te houden. „Wat goed dat je het eerst even vraagt” of: „Fijn dat je meteen naar binnen kwam toen ik je riep.” Regelmatig even kijken of Fleur nog op de speelplek is, geeft rust en vertrouwen.
In de buurt van water spelen is gevaarlijk als een kind nog geen zwemdiploma heeft. Het is belangrijk dat te verbieden en daarop te controleren. Ook kunnen de ouders hun kind leren niet op stille plekken te spelen, maar alleen waar er meer mensen langskomen.
Het is niet aan te raden oudere kinderen op een jonger kind te laten passen dat nog niet alleen buiten kan spelen. De verantwoordelijkheid voor de veiligheid van een kind ligt bij de ouders.
Het is fijn om in de buurt afspraken met andere ouders te maken, bijvoorbeeld over het in de gaten houden van elkaars kinderen, en het elkaar te informeren en te waarschuwen als er iets gebeurt.
Als kinderen ouder zijn en kunnen klokkijken, kunnen ouders een tijd afspreken waarop ze thuis komen. „Als de grote wijzer op de zes staat, moet je thuis zijn.” Veel kinderen vinden het nog wel moeilijk om dan thuis te zijn. Tijdens het spelen denken ze niet meer aan de tijd en moeten ouders hen toch roepen of halen.
Thuis uitnodigen
Aan tafel kunnen de kinderen vertellen over hoe het buiten spelen was en wat ze hebben gedaan. Weten met wie een kind speelt en waar dat andere kind woont, af en toe met diens ouders spreken, speelvriendjes thuis uitnodigen om elkaar te leren kennen; het zijn allemaal dingen die bijdragen aan veilig buiten spelen.
Voor jonge kinderen die in de eigen tuin spelen is het ook belangrijk dat ze veilig kunnen spelen: zijn er geen giftige besjes of planten binnen handbereik of scherpe stenen? Kunnen hun vingers tussen de tuindeur komen die bij mooi weer openstaat? Kan een kind zichzelf of zijn ouders niet opsluiten of buitensluiten door een knipslot dat het zelf niet meer open krijgt?
Klein laagje water
Ook met water is het oppassen. Een kind kan niet alleen in de tuin als er een vijver is, of er nog een emmer of zwembadje met water staat. Zelfs in een klein laagje water kunnen kleine kinderen verdrinken. Bij een zandbak in de tuin is het verstandig het zand goed af te dekken –vanwege katten die er anders hun behoefte in doen– en (toch) regelmatig te verversen.
Naast alle genoemde handvatten en de verantwoordelijkheid die bij ouders ligt om hun kind te beschermen maar geleidelijk los te laten, mogen christenouders hun kind(eren) elke dag opdragen aan de bescherming van de Heere God. De wetenschap dat Hij ook zorgt en wil beschermen als ouders niet in de buurt zijn, neemt de verantwoordelijkheid niet weg, maar geeft wel rust en vertrouwen.
Tips
Houd voor buiten spelen rekening met de leeftijd en de ontwikkeling van een kind.
Bouw het zelf buiten spelen langzaam op.
Maak samen duidelijke afspraken. „Je mag tot dat huis fietsen.” „Niet met anderen meegaan.” „Eerst vragen of je bij iemand mag spelen.”
Kijk regelmatig of een kind nog op de afgesproken plaats speelt.
Goed voor ontwikkeling
Buiten spelen is gezond en goed voor de ontwikkeling van een kind. Het stimuleert de lichamelijke, sociaalemotionele en verstandelijke groei. Rennen, klimmen, springen, schommelen, fietsen en hinkelen, tikkertje, knikkeren of verstoppertje spelen zijn goed voor de lichamelijke vooruitgang.
Buiten spelen is ook goed voor de sociaalemotionele vorming. Het kind leert omgaan met andere kinderen, ze leggen contact en leren omgaan met gevoelens die bij spel naar voren komen, zoals boosheid of verdriet bij verlies of blijdschap bij winst. Angst kan ook voorkomen bij plagen of ruzie met anderen. Het is goed om een kind ook te leren hoe het samen meningsverschillen of ruzie kan oplossen.
Een kind kan alleen en samen spelen. Door buiten spelen leert het omgaan met onverwachte situaties. Wat doet het als het ineens hard gaat regenen of als het een hek niet open krijgt? Voetballen, vadertje en moedertje spelen, verstoppertje doen zijn voorbeelden van spel waarbij de sociaalemotionele ontplooiing een stimulans krijgt.
Ook voor de verstandelijke ontwikkeling van het kind is buiten spelen belangrijk. Bij vrijwel elk spel moet het zijn denkvermogen aanspreken. Een kind gebruikt zijn fantasie, bedenkt spelregels en leert zichzelf en anderen zich daaraan te houden. Beweging zorgt eveneens voor de groei van verbindingen tussen de hersendelen.
Bij het buiten spelen kan een kind zijn energie kwijt. Na een dag op school met stilzitten en luisteren is het fijn om lekker lichamelijk bezig te zijn.
Vanaf welke leeftijd?
Het is aan ouders om te beoordelen op welke leeftijd hun kind zelfstandig naar buiten kan. Het ene kind is het andere niet. Toch zijn er wel algemene richtlijnen te geven voor wat kinderen aankunnen:
Tussen de 4 en de 6 jaar is de motoriek van een kind sterk in ontwikkeling. Een kleuter kan steeds meer, maar heeft nog weinig besef van gevaar. Een straat oversteken kan hij nog niet alleen; op een veilige plek een rondje fietsen kan wel. Een kleuter kan in een veilige en vertrouwde omgeving alleen spelen. Het is dan wel nodig hem regelmatig in de gaten te houden.
Tussen de 6 en de 9 jaar houdt een kind meestal van verstoppertje, voetballen, fietsen, spelen op een veldje en klimtoestellen. Het speelt vooral nog in de buurt van huis. Rond het 8e, 9e jaar kan een kind al zelfstandig naar een plek in de buurt als het de weg kent en het niet te druk is.
Tussen de 9 en de 12 jaar wordt een kind steeds zelfstandiger en kan het verder van huis. Het ontmoeten van vriendjes en vriendinnetjes is goed voor de ontwikkeling. Het is wel belangrijk goede afspraken te maken over de plek en de duur van het spel.
Wilt u reageren of hebt u vragen over opvoeding? Leg ze (anoniem) voor aan de pedagogen Mirjam Blom en Anja Helmink. Dat kan door de situatie en de (gezins)omstandigheden, liefst uitvoerig, te mailen naar: wijs@refdag.nl of te sturen naar: RD, t.a.v. redactie Wijs, Postbus 670, 7300 AR Apeldoorn.