Tegen elk aannemelijk bod
„Hoe meer waarde men gaat hechten aan geld, des te minder belangrijk vindt men morele kwaliteit. Want zo is de verhouding tussen materiële welvaart en morele kwaliteit: de balans slaat altijd in een van beide richtingen door. Als onze financiële positie in de samenleving het criterium wordt bij de beoordeling van onze waarde als mens, raken morele waarden op de achtergrond en zal het morele peil van de hele bevolking dalen. En omdat iedereen zich nu eenmaal inspant voor de dingen die in aanzien staan, maakt die ambitieuze instelling ten slotte plaats voor een zuiver materialistische levenshouding. Mensen met geld worden dan gewaardeerd, bewonderd en in de regering opgenomen en wie niet rijk is, telt niet mee.”
Bovenstaande woorden zijn niet geciteerd uit het verkiezingsprogramma van een van de kleine christelijke partijen, noch van een criticaster van de Amerikaanse presidentsverkiezingen. We citeren Plato, omstreeks 400 voor Christus.
De financiële crisis ligt als illustratie vers in het geheugen. En over de Amerikaanse verkiezingen is in deze krant al genoeg geschreven. Wat voor ons ligt, is de vorming van een nieuw kabinet. Het zal niet vreemd zijn als het te vormen kabinet libertijnse trekken gaat vertonen. Een stevige portie marktdenken hoort daarbij. Hopelijk gematigd door christelijke beïnvloeding vanuit andere partijen.
Het blijft een uitdaging om scherp te blijven in welk domein marktdenken zich manifesteert en of het daar ook thuishoort. Binnen onderwijs en gezin is het goed dat er op een aantal fronten economisch gedacht wordt.
Maar als het goed is, is er meer. Iets waar het echt om gaat in de school. En in het gezin.
Als we dit loslaten, gaat het in onderwijs en samenleving voornamelijk nog om het grote doel: kenniseconomie, internationale concurrentiepositie en het stimuleren van koopkracht. De leerling als klant, het onderwijs als transactie, met een curriculum dat toegevoegde waarde moet hebben voor de economie van morgen. De weg leidt via prestatie-indicatoren en meten is weten naar eindscores en diplomaresultaten. That’s it.
Dan wordt de moeder die thuis voor haar kinderen wil zorgen een gemiste eenheid arbeidspotentieel die via fiscale stimuleringsmaatregelen aangemoedigd wordt om deel te nemen aan het economisch proces, waardoor het bruto binnenlands product zal stijgen. Daar zal ze alleen maar blij van kunnen worden, want haar zelfredzaamheid en koopkracht stijgen.
Niet alles is te koop. Wat dan niet? Dat lijkt me een mooie startvraag voor een gesprek in het schoolteam of in het gezin om de focus te richten en te houden op de essentie van waar het daar echt om gaat. Wat hebben wij wat niet te koop is? beeld RD