Veertien jaar cel geëist in oude Amsterdamse moordzaak
Officier van justitie N. Voorhuis heeft vrijdag voor de rechtbank in Amsterdam veertien jaar gevangenisstraf geëist tegen de 74–jarige D.R. en de 58–jarige W. de V. Volgens de aanklaagster is bewezen dat het tweetal op 16 september 1988 de 73–jarige Bertha de Vries heeft vermoord en beroofd. Justitie pakte de draad in het destijds op dood spoor geraakte onderzoek vorig jaar opnieuw op, met de arrestatie en vervolging van R. en De V. als resultaat. Het half ontklede lichaam van het slachtoffer, dat bekend stond als Tante Beppie, werd bij een basketbalveldje bij de Tugelaweg in Amsterdam–Oost door een voorbijgangster gevonden. Zij lag met haar gezicht in de modder. Gebleken is dat „gruwelijk en extreem geweld" is toegepast op de bejaarde vrouw, aldus de officier. In 1988 arresteerde de politie R. en De V. al als verdachten. Toen kwamen zij na enkele weken wegens gebrek aan bewijs vrij.
Vorig jaar kwam de zaak bijna bij toeval opnieuw aan het rollen. Bij de Amsterdamse politie meldde zich een verwarde man, die zei in 1988 een vrouw te hebben gewurgd. De politie haalde het vergeelde dossier–De Vries van de plank en onderzocht of het verhaal van de zelfmelder bij de destijds opgetekende feiten paste. Dat bleek niet het geval. Nieuwe getuigenverklaringen zetten de politie echter andermaal op het spoor van R. en diens vriendin De V. Dit als agressief en zwaar alcoholisch bekende stel werd op last van de officier van justitie opnieuw opgepakt.
Volgens officier Voorhuis waren R. en De V. bekenden van Tante Beppie, die zelf ook graag een borrel lustte en een geziene gast was in diverse cafés in Amsterdam–Oost. Zij stak tijdens die cafébezoeken niet onder stoelen of banken dat zij vaak veel geld bij zich droeg. Dit verstopte zij doorgaans in haar onderkleding. Voorhuis meent dat de twee verdachten het slachtoffer te grazen hebben genomen om haar van haar fortuin te beroven.
Het bewijs tegen het tweetal leunt voornamelijk op verklaringen van getuigen. R. en De V. hebben in bekennende zin over de moord gepraat, gedroegen zich vreemd en zijn ten tijde van de moord in de buurt van de plaats van het misdrijf gesignaleerd. De heftig ontkennende verdachten hebben deze verklaringen niet kunnen weerleggen, aldus de officier. Zelf hebben de verdachten „leugenachtig en tegenstrijdig" verklaard, oordeelt Voorhuis.
De advocaten van de twee menen dat de bewijsvoering van Voorhuis volledig mank gaat, omdat nagenoeg alle getuigen onbetrouwbaar zijn gebleken. Justitie is er op gebrand geweest te scoren in deze ’cold case’, betoogde advocaat R. van der Weide.
De rechtbank doet uitspraak op 28 mei.