Tweeërlei kinderen
Romeinen 9:6b
„Want die zijn niet allen Israël, die uit Israël zijn.”
Wanneer (bij wijze van spreken) de kinderen tot hun verstand zijn gekomen en moedwillig het gebod van de ouders verachten, worden zij rechtvaardig onterfd en verstoten. Dan noemt de vader deze kinderen niet meer kinderen en erfgenamen, maar verlorenen en booswichten. Zij bedriegen zich als zij zich op hun geboorte verlaten en beroemen, terwijl zij zich jegens hun ouders verkeerd en schandelijk gedragen. Want niets beter dan een knecht en lijfeigene is hij die aan zijn ouders niet de hun toekomende eer en trouw bewijst. Ja, hij is zó veel slechter dan zij, als hij naar natuurlijk recht zijn ouders meer verschuldigd was.
Hieruit is geboren het overal door de profeten en apostelen gevoerde twistgeding over het zaad van Abraham, en dat niet eenieder die van Abraham geboren is, ook tot het zaad van Abraham behoort, maar alleen hij die een zoon van de belofte, dat is een gelovige is, hij zij dan Jood of heiden. Want de Joden, nu groot en verstandig geworden, beijverden zich om niet de bondsartikelen en -voorwaarden na te komen. Desniettegenstaande beroemden zij zich erop Gods volk te zijn, verlieten zich op de besnijdenis en op hun geboorte uit Abraham. Daartegen echter hebben niet alleen Christus en de apostelen getuigd, maar ook reeds al de profeten aangetoond, dat zij niet het zaad van Abraham waren.
Heinrich Bullinger, predikant te Zürich (”Het verbond”, 1537)