Vertroosting
Acht het niet vreemd, geliefden, dat u uit het huis van de koning zult worden verdreven, wanneer u God in zuiverheid wilt dienen. Verwonder u tegenwoordig niet meer dat Gods kinderen van oproer worden beschuldigd en dat zij de oorzaak zijn van alle beroerten in het land, zodat de koningen worden opgehitst om hen te vervolgen. De dag zal komen dat God een ieder naar zijn werken zal vergelden.Men hoeft zich niet te verwonderen indien al de ongelukken in het land aan ons worden toegeschreven. Koning Achab beschuldigde de profeet Elia daar ook van en zei: „Zijt gij degene die Israël zo beroert?” Om ons te vertroosten en te helpen de smaad van Christus te dragen, laat ons de Heilige Schrift de grootheid van het loon zien. Want Jezus zegt: „Verheug en verblijd u, want uw loon is groot in de hemel.” Want wie één dronk water aan een arme in zijn nood heeft geschonken, zal zijn loon niet verliezen. Zou dan diegene die om het Woord van God zijn bloed zal hebben gestort, zonder loon blijven? Hij is het, Die tot ons zegt: Wees getrouw tot de dood en Ik zal u geven de kroon des levens.
Zo men ons van onze goederen berooft, wij hebben een betere rijkdom in de hemel. Zo de mensen ons verjagen, Jezus houdt ons voor Zijn broeders. Zo zij ons verbannen, wij zijn toch vreemdelingen op deze aarde en zij kunnen toch niet verder komen dan deze wereld.
P. Molineus, professor en predikant te Sedan (Van de Christelijke strijd, 1624)