Column: Waarom ik steeds weer mijn oude jongensboeken lees
De barre maanden januari en februari zijn gelukkig weer voorbij. Het werd maart en de voorjaarsvakantie begon, hoewel die vanwege de regen meer op de herfstvakantie leek. De regen kletterde op het dak, maar binnen was het warm en behaaglijk. Ik pakte op maandagmorgen ”Snuf en de jacht op de vliegende Volckert” van Piet Prins uit de boekenkast en nam plaats in mijn leesstoel op zolder. Ik was weer Tom met zijn hond Snuf die met hulp van Karel, Bertus en kapitein Brandenburg jacht maakte op de raadselachtige boef bijgenaamd ”vliegende Volckert”, die zich schuilhield in het moeras. Tijd noch uur bestond meer voor mij.
Wat is het toch dat ik steeds weer mijn oude jongensboeken herlees en dat die me nooit vervelen? Is het de reminiscentie aan de oerwereld van mijn kindertijd? Thuis hadden wij op zolder een oude commode staan waarin de zondagsschoolboeken van mijn ouders zaten. Als kind zat ik vaak in die commode te neuzen en ontdekte daar de mooiste boeken.
Toen mijn ouders jaren later naar een appartement verhuisden, mochten wij als kinderen deze boeken onderling verdelen. Mijn zus ging weg met meisjesboeken zoals ”Gerdientje” van W. G. van de Hulst, mijn broer nam de drie deeltjes ”Henks kooivakantie” van H. Bouwens mee en ik werd de gelukkige bezitter van Anne de Vries’ ”Reis door de nacht”.
Toen ik nog op de zondagsschool zat, was er bij het kerstfeest in de kerk voor mij geen grotere vreugde dan het vooruitzicht dat ik straks het boek zou krijgen dat ik had opgespaard en waarin ik me bij thuiskomst geheel en al zou verliezen. Ik zorgde er op de zondagsschool altijd voor dat ik mijn psalmvers kon opzeggen, zodat ik drie punten kreeg waarmee je uit de lijst een titel kon kiezen uit de categorie van de dikste boeken.
De ”Snuf de Hond”-boeken heb ik op die manier opgespaard; nog steeds prijken voorin de inlegvellen met daarop „Voor Ewald, gekregen ter gelegenheid van de kerstfeestviering van Zondagsschool Het Mosterdzaadje.” Het mosterdzaadje van enkele boeken is inmiddels uitgegroeid tot een dikke struik van een paar duizend boeken.
Voor het merendeel bestaat mijn boekenkast uit kinderboeken, romans en monografieën van historische, theologische en filosofische aard. Altijd heb ik een drang gehad om alles te weten, en die drang wilde ik stillen via het lezen van boeken. Ik herkende me wat dat betreft in een van de hoofdpersonen uit de spannende ”Bob Evers”-boeken van Willy van der Heide, Jan Prins, die de ”Encyclopaedia Britannica” opspaarde en deze vervolgens ook van a tot z las.
Door Piet Prins weet ik nog steeds dat je eendeneieren minstens tien minuten moet koken omdat je anders vlektyfus kunt krijgen. Toch is dit soort kennis voor mij heel andere kennis dan de kennis die het type kinderboeken van vandaag ons verschaft, waarin doelbewust allerlei actuele maatschappelijke thema’s aan de orde komen. Voor je het weet krijg je dan van dat modieuze Carry Sleeproza dat alleen maar uitdrukking is van de huidige tijdgeest waaraan je nu juist wilde ontsnappen!
Het was altijd weer een schok wanneer ik een boek uit had en me dan ineens realiseerde dat de personen die erin voorkwamen nooit echt hadden geleefd. Ik had dat heel sterk met het deel waarmee de Snuf de Hondserie in die tijd eindigde: ”Snuf en de geheime schat” (later zijn er nog vier delen bijgekomen).
Op de laatste bladzijde van het boek, waar Tom voor het open venster bad, proefde je het heimwee van Piet Prins zelf om het einde van zijn boek. Maar meer en meer ben ik gaan zien dat het helemaal niet erg is dat deze romanpersonen niet echt hebben geleefd. De innerlijke wereld is als verbeeldingswereld in reële zin deel van de uiterlijke wereld. Tom en Snuf bestaan in die zin echt! Je kunt bovendien steeds tot hen terugkeren door de boeken die over hen gaan te herlezen.
Het christelijk geloof is –samen met het Joodse geloof– bij uitstek de godsdienst van het Boek. Dat Boek is de Bijbel, maar er is ook een Boek dat voor Zijn aangezicht is en waarin, wanneer we in Hem mogen zijn, onze tranen zijn opgetekend en onze namen zijn gegraveerd.
Het is inmiddels opgehouden met regenen. Ik leg mijn boek neer en ga een wandeling maken. Misschien kom ik Tom en Snuf wel tegen of zie ik aan de overkant van de rivier in de Biesbosch vliegende Volckert tussen de bomen over de moerasgrond lopen!
Dr. Ewald Mackay is historicus en filosoof. Hij is werkzaam als docent geschiedenis, cuma en filosofie aan Driestar hogeschool te Gouda. Reageren? rubriekforum@refdag.nl.