Kerkhistorie met een knipoog: Herinneringen te over aan de Boezemsingelkerk
Ging mijn vorige aflevering over afscheid van de Westerkerk in Utrecht – deze column raakt me nog persoonlijker. Niet om lezers te laten weten wat zich in mijn binnenste gevoelens afspeelt. Daar zit niemand op te wachten. Maar toch… die oude Rotterdamse Boezemsingelkerk! Waar het Woord kracht deed. Waar grootvader ouderling was, ouders belijdenis deden en getrouwd zijn, waar ds. G. H. Kersten mij doopte en ik vanaf mijn tweede jaar, volgens moeder, ongelooflijk stil zat, in het mannenvak naast vader. De kerk waarin wij belijdenis aflegden, trouwden, een zoon gedoopt werd.
De Boezemsingelkerk werd op 31 maart 1901 door ds. K. Pieneman in gebruik genomen (Efeze 1:10). Natuurlijk is het hout en steen. Zeer ondergeschikt aan de Woordverkondiging. Toch met historische waarde. Ondanks argumenten die pleiten voor sloop, zoals doelmatigheid, bouwkundige staat, gedecimeerd kerkbezoek. Hoewel in 1928 het oorspronkelijke karakter al verloren ging door vergroting van het kerkgebouw. Kansel plus orgel moesten toen meemaken „wat uit stof is, neemt een end door de tijd die alles schendt.” Daardoor leverde het gebouw aan authenticiteit in.
Dat herhaalde zich door de sloop van de voorgevel met de klassieke toren in 1962. Er kwam een hogere toren, van beton en glas, met twee luidklokken. „Is dat wel nodig, twee klokken?” werd gevraagd tijdens een ledenvergadering. Ds. A. Vergunst antwoordde: „Als er nu aan de overkant van de singel een buitenkerkelijke man loopt die door klokgelui gedrongen wordt om naarbinnen te gaan en door het Woord geraakt zou worden?” Met de sloop van de gevel werd opnieuw een stuk van het origineel geamputeerd. Ook de afbeelding van Mozes bij de brandende braambos, een reliëf uit 1901, sneuvelde daarbij. Onze gedachten aan ”de Boezem” sneuvelen echter niet. Ook niet aan de predikanten en ambtsdragers. Aan ouderling D. W. J. Rietveld, die steevast preken van Smytegelt las en eens afkondigde dat „de gelezen preek was van vader Smytegelt.” Aan ouderling W. van Buuren, die bijna zonder uitzondering preken las van, zoals hij bekendmaakte: „dominee Graai van Schotland.”
Herinneringen te over: aan een overvol kerkgebouw, zondag aan zondag, aan bezette uitschuifplankjes, aan het uitgaan van de kerk, als kerkbezoekers naar links of rechts gingen, langs het kabbelende singelwater. Dat alles is voorbij en komt ook niet meer terug. Onder dit dak vergaderde in oktober 1907 de ”algemeene vergadering”. Eerder hetzelfde jaar vergaderde men in de Segeersstraatkerk in Middelburg – ook al afgebroken. Bij de laatste verkleining van de Boezemsingelkerk maakten banken plaats voor een consistoriekamer. De bank waarop mijn vader en ik naast elkaar zaten, staat nu in onze huiskamer, zij het gehalveerd. Toch nog iets – al is het onder een ander dak. Aan de ludieke suggestie op een recente deputatenvergadering om na de sloop losse stenen van de Boezemsingelkerk te verkopen zal wel geen gevolg worden gegeven…