Muizencellen groeien in lab uit tot embryo
Een embryonale muizenstamcel kan onder de juiste omstandigheden in het laboratorium uitgroeien tot een vroeg embryo. Dat hebben experimenten van Britse onderzoekers aangetoond.
De onderzoekers, verbonden aan de universiteit van Cambridge, willen dit type experiment herhalen met embryonale cellen van menselijke embryo’s die zijn overgebleven na ivf-behandelingen. Ze hopen dat hun onderzoek kan helpen de vraag te beantwoorden waarom een aanzienlijk deel van de bevruchte eicellen zich niet in de baarmoeder nestelt, maar eindigt in een miskraam.
Voor hun studie plaatsten de wetenschappers één embryonale stamcel in een klompje placentastamcellen (trofoblasten). Het bolletje cellen omhulden ze met een gel en ze lieten de cellen zeven dagen in het laboratorium groeien. In die tijd ontwikkelde de embryonale stamcel zich tot een vroeg muizenembryo.
De onderzoekers konden in dat vroege embryo twee celgroepen onderscheiden die normaal gesproken ook aanwezig zijn in een muizenbaby: een cluster dat het hart, de botten en de spieren vormt, en een ander cluster dat uitgroeit tot de hersenen, de huid en de ogen.
Ontwikkelingsbioloog Magdalena Zernicka-Goetz leidde het onderzoek, dat eind vorige week werd gepubliceerd in het vakblad Science. Ze zei in een interview met The Guardian: „Ik zie de vroege ontwikkeling van het embryo als een wonder van de natuur en als een proces dat ik wil begrijpen.”
Meer zicht
De onderzoekers proberen zeker niet muizen –of mensen– te kweken buiten de baarmoeder. Het doel van hun experimenten is meer zicht te krijgen op de ontwikkeling tussen bevruchting van de eicel en innesteling in de baarmoeder, een fase waar onderzoekers nog weinig zicht op hebben omdat het embryo te klein om goed in beeld te kunnen brengen.
„Op het moment van innesteling dringt het embryo als het ware het lichaam van de moeder binnen”, aldus Zernicka-Goetz. „Een aantal weken later kun je het met echoscopie bekijken, maar dit stadium is nog gehuld in mysterie. Het is een groot raadsel hoe het zich in deze fase ontwikkelt.” De onderzoekster hoopt nu meer zicht te krijgen op deze fase.