De preek van ds. M. van Sligtenhorst: Ik stop mijn preek niet meer zo vol
Het liefst begint ds. Van Sligtenhorst (Hersteld Hervormde Kerk, Achterberg-Rhenen) twee weken van tevoren met het maken van een preek. Hij leest het Bijbelgedeelte, noteert zijn gedachten daarover en oriënteert zich op passende commentaren. „Een preek moet bij mij rijpen. In een logboekje schrijf ik op wat ik ontdek.”
De predikant preekt twee keer per zondag, meestal in zijn eigen gemeente. Soms vervult hij een derde dienst in een naburige gemeente. Tijdens het winterseizoen houdt hij doordeweeks vijf à zes Bijbellezingen.
Per week werkt hij gemiddeld drie dagdelen aan zijn preken, vaak op donderdag de hele dag. „De gemeente weet dat en houdt daar rekening mee. Maar er kan altijd wat tussen komen.”
Hij leest het Bijbelgedeelte in de grondtaal en slaat er verschillende commentaren op na. „Meestal pak ik een klassieke verklaring, zoals Calvijn of Matthew Henry, en een moderne, Engelstalige.”
Vervolgens formuleert hij het thema en de punten en schrijft hij de preek uit. „Dat doe ik vooral om mijn gedachten te ordenen. Op de kansel zit ik niet vast aan mijn papier. Er gebeurt soms nog van alles met zo’n preek. Ik geef extra uitleg, gebruik een voorbeeld. Dat is het wonderlijke van preken.”
Zijn tekst wordt hem, bij de vrije stof, „aangereikt vanuit de omgang met de Heere.” Soms verwerkt hij vragen van gemeenteleden of ervaringen uit het pastoraat in de preek. „Aansluiten bij de levens van de luisteraars blijft het moeilijkste wat er is. Je kunt als predikant niet organiseren wat er zondags in de harten van mensen gebeurt.”
In de vijf jaar dat hij predikant is, ging ds. Van Sligtenhorst eenvoudiger preken. „Ik stop mijn preken niet meer zo vol met informatie als in het begin en gebruik meer voorbeelden. Zo probeer ik dicht bij het hart van de hoorders te komen. Ook heb ik nu meer oog voor de kinderen. Aan het begin van de preek spreek ik hen meestal kort aan.”
Preken vindt hij „heerlijk” om te doen, hoewel hij er van tevoren wel tegen opziet. „Een preek is niet maakbaar. Het gaat erom dat de Heere erin meekomt. Als dat gebeurt, is dat onverdiende genade. Een dienaar van het Woord heeft niets uit zichzelf dat de Heere naar hem omziet.”
Soms ervaart hij op de kansel dat het preken „niet gaat. Ik kende een periode dat ik me moeilijk kon concentreren. Voor mijn gevoel zat ik dan erg vast aan mijn papier en lukte het preken niet. Bij navraag bleek echter dat gemeenteleden het amper hadden gemerkt.”
Zielsonderhandelingen
Na afloop spreekt hij in de consistorie met de kerkenraad door over de preek. „Dat gaat in een open sfeer. Af en toe krijg ik een kaartje van een gemeentelid door de bus over de preek. Maar dat gebeurt niet wekelijks.”
Van een preekkater op maandag, waar een Amerikaanse predikant onlangs over schreef, heeft de predikant geen last. „Wel houdt het gewicht van de zielen die aan mijn zorgen zijn toevertrouwd mij regelmatig bezig. Dan vraag ik me af: Vonden er onder de preek wel zielsonderhandelingen plaats? Kregen degenen die de Heere vrezen voldoende voedsel? Het is niet moeilijk om uit te leggen wat het geloof niet is. Maar om groot van een drie-enige God te spreken, daar schiet ik altijd in tekort.”
Lees hier alle artikelen over het thema ”De preek”.