Groen & duurzaamheid

In de klem van de mollenvanger

Het voorjaar zit in de lucht. Dat is te merken aan de mollen, die dezer dagen erg actief zijn. Ze werpen veel grond op tijdens hun graafwerk in hun zoektocht naar wormen. Tot verdriet van de boeren.

Kees van Reenen
2 March 2017 13:25Gewijzigd op 16 November 2020 09:55
Gevoelige snuit en sterke graafpoten.  beeld iStock
Gevoelige snuit en sterke graafpoten.  beeld iStock

De vorst lijkt voorlopig voorbij en het heeft nog weinig geregend. Ideale omstandigheden om mollen te vangen.

Aan de rand van Ede liggen enkele percelen grasland, zo’n 8 hectare in totaal, die in gebruik zijn bij een grote koeienboer. In de zomer oogst hij er gras, in de winter grazen er pony’s. Nu liggen de velden er verlaten bij. De mollen hebben vrij spel, getuige de vele molshopen in het land.

Op een nog betrekkelijk onbedorven stukje Lunters platteland heeft Kees Mastenbroek een boerderijtje. De 52-jarige Mastenbroek is behalve boer ook mollenvanger. Als tiener ging hij al met zijn opa mee op mollenjacht en het vak is hem blijven boeien, al heeft hij echt geen hekel aan mollen. „Ik ben graag buiten bezig”, vertelt hij, terwijl hij zijn bestelwagen het Edese weiland op rijdt richting de hopen van het eerste mollenterritorium. „Soms als ik ’s morgens om een uur of zeven het land op ga als het nog wat mistig is, lopen de reetjes er nog. Dat is echt mooi.”

Rit tussen twee hopen

Mastenbroek zet de auto stil en laadt het mollenvangersgereedschap uit: een steekschop, een prikpaaltje, wat markeringsstokjes en natuurlijk klemmen. „Ik zet de klem altijd in een rit, een gang tussen twee hopen”, legt hij uit, terwijl hij in de grond prikt op zoek naar de gang.

Raak. Met de bats steekt de mollenvanger een graspol uit om de gang bloot te leggen. Met de hand graaft hij vervolgens de gang aan weerszijden wat open, pakt een klem, zet die op scherp en plaatst hem voorzichtig over de rit. Dan gaat er wat losse aarde omheen en overheen. Een stokje markeert de plek.

„Toen ik hier in 2015 voor het eerst kwam, ving ik dat jaar 88 mollen op dit land. Vorig jaar waren dat er nog 53. Ik probeer zo veel mogelijk mollen in de winter weg te vangen, want het gras groeit zo hard dat ik na een maaibeurt amper een week de tijd heb voordat het weer te lang is om de hopen te kunnen vinden. En het weer moet goed zijn; als het geregend heeft, is de bovengrond nat en gaan de mollen te diep. Trouwens ook als het vriest: dan graven ze onder de bevroren grond, want ze moeten blijven eten.”

Bijna niet te vangen

In de zomer verschijnen de jonge mollen. „Die zijn bijna niet te vangen”, gaat Mastenbroek verder. „Ze graven alle kanten op en komen niet terug waar ze eerder geweest zijn. Je moet de klemmen in een rit zetten die veel gebruikt wordt.” Langs de slootkant, waar volgens Mastenbroek zeker in de zomer de meeste mollen te vinden zijn aangezien ze af en toe water moeten drinken, liggen enkele weinig gebruikte gangen. Dan ontdekt de mollenvanger een paar verse hopen. „Hier is-ie net nog geweest, een halfuur geleden of zo.”

Een paar koperwieken zoeken een veilig heenkomen in de elzenwal. Dan plaatst de mollenvanger de laatste klem en zet hij koers naar Lunteren.

Daar heeft hij op zijn eigen grond al eerder een paar vallen uitgezet. En het is meteen raak: in de eerste klem zit een dode mol, op slag gedood toen de val dichtklapte. De fraaie zwarte vacht is wat verfomfaaid. De tijd dat het vachtje geld opbracht, heeft Mastenbroek niet meer meegemaakt. Hij legt het dode diertje op een hoekpaal van de omheining. „Voor de buizerds.”

De mol handhaaft zich uitstekend

De 15 centimeter grote mol is een zoogdiertje dat buitengewoon goed is aangepast aan het leven onder de grond. Daar is hij veilig voor roofdieren. De mol heeft zeer gevoelige zintuigen, vooral het roze snuitje. De kleine oogjes kunnen niet veel zien. Voor het graafwerk is het dier uitgerust met sterke graafklauwen waarmee hij in één minuut twee keer zijn eigen lichaamsgewicht aan grond kan verplaatsen.

Ook de zwarte vacht is bijzonder: de haren zijn zo ingeplant dat de mol even gemakkelijk achteruit als vooruit kan. Een enkele keer tref je een witte of oranje mol. Een mollenvanger uit Reeuwijk heeft zelfs zwartbonte, driekleurige en grijze mollen gevangen.

Hoewel mollen ook schadelijke bodemdieren eten, worden ze toch vooral zelf als schadelijk beschouwd, omdat ze nuttige regenwormen wegvangen en gazons en weilanden mollen.

De formele beschermingsstatus die de mol nog had, heeft het dier verloren bij de inwerkingtreding van de Wet natuurbescherming, op 1 januari. Een goed teken: mollen handhaven zich uitstekend.

„Moeten ze toch bestreden worden, dan is de klem het minst dieronvriendelijk”, zegt Maurice La Haye van de Zoogdiervereniging. „Met vergassen dood je ook andere dieren en wegvangen geeft veel stress.”

Mollenvanger Mastenbroek: „Er zijn ook andere manieren om mollen te verdrijven, bijvoorbeeld door een blokje carbid in de gang te leggen, maar dan komen de dieren binnen een paar maanden weer terug.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer