Zelfbeproeving
1 Korinthe 11:28
„Maar de mens beproeve zichzelf en ete alzo van het brood en drinke van de drinkbeker.”
De zelfbeproeving als bevel van de Heilige Geest (1 Korinthe 11) bestaat uit een diepgaand onderzoek van het eigen geweten en een hartgrondige bezinning. Een onderzoek of we van harte berouw over onze zonden hebben en ons zeker hebben voorgenomen met Gods hulp tegen alle zondige begeerten te strijden en alle deugden zo veel mogelijk na te jagen; even zeker als wij voornemens zijn onszelf nooit ofte nimmer van het leven te beroven door water of vuur. Dit voornemen is hoogst noodzakelijk voor elke avondmaalsganger die op een heilzame wijze aan Jezus’ tafel wil aanzitten.
Vervolgens komt in de zelfbeproeving de vraag aan de orde of we ook tot onze troost mogen bedenken en vertrouwen dat Jezus’ bloed voor ons is vergoten, zodat onze vroegere zonden nu omwille van Zijn vergoten bloed vergeven worden, wanneer die gouden woorden klinken: „Mijn bloed is voor jou vergoten.”
Is je geloof zwak, bid dan verlangend om kracht. Wanneer je dit voornemen gevoelt en verlangt naar een sterk geloof, is het hart geschikt voor het avondmaal.
Waar men echter nog denkt na het avondmaal te kunnen blijven volharden in de zonden die men vroeger deed, daar wordt de tafel van Christus dodelijk misbruikt, zoals Paulus leert (1 Korinthe 11). Het is betreurenswaardig dat zeer veel vleselijk gezinde mensen onder de naam van evangelisch christendom dit heerlijk avondmaal zo goddeloos misbruiken.
Anastasius Veluanus, pastoor in Garderen
(”Der leken wechwijser”, 1554)