Muziek

Recensie: Huizingalezing Ton Koopman over Bach en zijn zangers

Bachspecialist Ton Koopman hield op 9 december 2016 in een bomvolle Pieterskerk in Leiden de jaarlijkse Huizingalezing. Uitgeverij Elsevier Boeken heeft de lezing van Koopman uitgegeven in een boekje.

dr. Jan Smelik
27 February 2017 14:44Gewijzigd op 16 November 2020 09:53Leestijd 3 minuten
Dirigent Ton Koopman (72) in 2012. beeld ABO & C
Dirigent Ton Koopman (72) in 2012. beeld ABO & C

Sinds 1972 organiseren de faculteit der geesteswetenschappen van de Universiteit Leiden, de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde en (sinds 2014) het blad Elsevier deze lezingenserie, die genoemd is naar de fameuze historicus en cultuurfilosoof Johan Huizinga (1872-1945).

Na de lezing van december vorig jaar werden het Kyrie en het Gloria uit de Mis in b klein (de Hohe Messe) van Bach uitgevoerd door studenten van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag en The Julliard School in New York. Deze uitvoering verklaart dat Ton Koopman dit werk regelmatig ter sprake brengt, hoewel het onderwerp van zijn lezing breder is: ”Bach en zijn zangers”. Hij behandelt aspecten die niet alleen relevant zijn voor de Hohe Messe, maar voor het hele vocale geestelijke oeuvre van Bach.

Over de Hohe Messe bestaan veel vragen, bijvoorbeeld waarom Bach het werk componeerde. Het Kyrie en Gloria werden in 1733 gecomponeerd voor het rooms-katholieke hof te Dresden, maar hoe kwam Bach ertoe om tegen het einde van zijn leven een Credo, Sanctus, Osanna/Benedictus, Agnus Dei en Dona nobis pacem toe te voegen? Op goede gronden noemt Koopman de theorie van Michael Maul uit 2009 aannemelijk: dat een zekere graaf Johann Adam van Questenberg aan Bach opdracht gaf de mis te componeren voor de Ceciliaviering op 22 november 1750 in de Stephansdom van Wenen.

Koopman behandelt verder de huidige stand van zaken in het Bachonderzoek met betrekking tot het parodiëren (het hergebruiken van composities) en het koor zoals Bach dat gekend heeft. Relatief uitvoerig gaat hij in op het vraagstuk over de grootte van het koor dat Bach gebruikte. Begin jaren tachtig gooide musicoloog Joshua Rifkin de knuppel in het hoenderhok door te beweren dat de stemgroepen van Bachs koor solistisch bezet waren, dus met één zanger per partij. De discussie wordt tot op de dag van vandaag gevoerd. Koopman resumeert in zijn lezing de belangrijkste redenen waarom de theorie van Rifkin zijns inziens onhoudbaar is.

Minder uitvoerig gaat de auteur vervolgens in op het gebruik van jongenssopranen, zangeressen (in de kerk mochten vrouwen niet in koren of solistisch zingen), castraten en countertenoren in Bachs tijd.

Koopman eindigt zijn lezing met een passage waaruit blijkt dat de naamgever van de lezingenserie zich nauwelijks heeft beziggehouden met muziek, laat staan met Bach. Johan Huizinga zou zeker veel opgestoken hebben van de prettig leesbare, en ook voor leken toegankelijke lezing van Koopman. De stellingnamen van de Bachspecialist in lopende discussies zijn overtuigend en deel ik.

De beschrijvende bibliografische verwijzingen die Koopman achter zijn lezing geplaatst heeft, zijn zinvol voor wie verder wil lezen. Op bladzijde 38-47 van het boekje staan de Latijnse tekst en een Nederlandse vertaling van de Hohe Messe, gevolgd door een lijst met uitvoerenden op 9 december vorig jaar. Ik weet niet welk nut deze informatie in dit boekje dient.

Zinvoller is dat het interview met Koopman is opgenomen dat Joost Galema op 15 oktober 2016 in Elsevier publiceerde. Op bladzijde 62-85 treft de lezer artikelen aan over Huizinga, de Huizingalezingen en de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde.


Boekgegevens

Bach en zijn zangers. Huizinga-lezing 2016, Ton Koopman; uitg. Elsevier Boeken, Amsterdam, 2016; ISBN 97890352 53421; 97 blz.; € 9,95.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer