Christelijke cultuur wars van politiek? Wat een nonsens
Zaterdag verscheen de petitie van prominente christenen aan de politiek om de christelijke cultuur niet te misbruiken voor politiek gewin. Maar het beeld van de christelijke cultuur klopt niet, stelt Kees Bloed.
De petitie van Alain Verheij is koren op de molen van het debat over de christelijke cultuur (RD 20-02). In korte tijd verzamelde Verheij een indrukwekkende lijst van christelijke ondertekenaars. Het is tragisch dat serieuze politieke initiatieven in ons land door deze prominente christenen worden gehekeld op basis van onjuistheden.
In zijn eerste stelling noemt Verheij de scheiding tussen kerk en staat. De strekking is: We zijn van seculiere politiek gescheiden, want wij zijn een profetisch lichaam en dienen ons kritisch naar de politiek op te stellen. Distantie dus, net als de profeten in de Bijbel. Maar de scheiding van kerk en staat zoals wij die kennen, kreeg pas vorm in de 19e eeuw. Verheij kan dat dus niet opvoeren als kenmerk van de 2000 jaar oude christelijke cultuur.
In de tijd van de Bijbel waren profeten juist wél verbonden aan de politiek. De profeten vanaf de tijd van de Richteren tot aan Jona, waren over het algemeen graag geziene en welkome critici van de regering. Ze woonden bij regeringsleiders in, en met bevoegdheid tot inspraak – zelfs midden in de nacht (1 Sam. 3:5-9).
Bij uitzondering waren er ook profeten die zich de woede van de koning op de hals haalden, zoals Elia en Micha. Maar zelfs zij werden gerespecteerd door de koning en het volk. Pas vanaf Amos vindt er een verandering plaats. Vanaf dan worden de profeten uit het paleis geweerd. De scheiding van godsdienst en regering is in de Bijbel dus een teken aan de wand dat het slecht gaat met de politiek.
Bergrede
Vervolgens schrijft Verheij: Ons koninkrijk is niet van hier. Tegelijkertijd beweert hij dat christenen het beloofde koninkrijk wel degelijk gestalte zullen geven. Onze Kóning is inderdaad niet van hier. Maar wij zijn Zijn lichaam. Juist daarom moeten we met de politiek samenwerken om barmhartigheid en recht in Nederland te bewaken.
De Nederlandse geschiedenis verhaalt van vele politieke leiders die dat voorstonden, zoals Groen van Prinsterer en Abraham Kuyper. Waarom zou de politieke opstelling van de SGP en de CU te veeleisend zijn?
Gods Koninkrijk is niet van hier, maar onze seculiere democratie wel. En daarin hebben we een roeping tot onze dood. Je van die roeping distantiëren wordt in de Bijbel niet beloond.
Het is Bijbels dat een volk zich uitspreekt over wat goed is in zijn ogen. In de tijd van de richters koos het volk Israël zijn leiders niet op basis van populariteit, maar op basis van bekwaamheid, en dat in onzekere tijden.
De suggestie van Verheij dat er met christelijke moraal geen politiek valt te bedrijven, gaat mank. Liefde voor de vijand en oneindige vergeving zijn in de Bijbel niet bedoeld als wetten voor een koninkrijk, maar onderwijzen ons de kern van barmhartigheid. De Thora blijft de Wet van Gods Koninkrijk en de Bergrede kunnen we daar niet los van lezen. We zijn en blijven geroepen om de wereld Gods geboden te onderwijzen.
Hebben we als christenen wel door hoe we zijn gevormd door modernistische idealen? Deze moderniteit gaat vaak ten koste van het Oude Testament of een goede lezing daarvan. Als we al een profetische boodschap hebben, moet die gericht zijn aan het zittende partijkartel. Dat zijn degenen die de besluiten hebben genomen die onze Nederlandse samenleving hebben ontwricht.
Wie opkomt voor ons Joods-christelijke erfgoed, doet dat omdat de politiek van nu dat erfgoed hard nodig heeft. Laten we dat als christenen concreet steunen, want de Bijbel inspireert ons om politiek actief te zijn in een democratie.
De auteur is spreker en schrijft over het joods-christelijk geloof.