Dyslexie niet gevolg van slecht onderwijs
Kinderen met dyslexie verdienen erkenning, betoogt Petra van Nederpelt. Bovendien gaan scholen en onderzoekers bij de diagnose van dyslexie uiterst zorgvuldig te werk.
Dyslexie is het gevolg van slecht onderwijs. Dat concludeerden drie hoogleraren deze week in het Algemeen Dagblad. Met de kinderen zelf is volgens hen niet veel aan de hand. Volgens onderzoek heeft ongeveer 3,5 tot 5 procent van de leerlingen ernstige enkelvoudige dyslexie (EED). In Nederland heeft zo’n een op de vijf kinderen een dyslexieverklaring op zak. Dat geldt met name voor leerlingen in het voortgezet onderwijs. Het is daarom zorgelijk als de discussie verschuift naar de basisschool. Dyslectische kinderen hebben behandeling nodig om mee te komen. In sommige gevallen is het reguliere taal- en leesonderwijs daarvoor voldoende. Maar lang niet altijd is onderwijs een remedie. En evenmin is dyslexie het gevolg van slecht onderwijs.
Poortwachter
Het bericht in het AD schetst dus een ongenuanceerd beeld. Voor een kind met dyslexie is het erg pijnlijk dat geleerde mensen roepen dat hij „gewoon maar wat harder moet oefenen.” Ook aan de inzet van scholen wordt door de hoogleraren geen recht gedaan.
Zowel scholen als dyslexieonderzoekers gaan uiterst zorgvuldig te werk bij het vaststellen van dyslexie. Als Driestar onderwijsadvies zien we het samen met scholen als onze taak om een goede poortwachter zijn. We hebben immers de verantwoordelijkheid om het geld van de gemeenschap ten goede te laten komen aan hen die dat echt nodig hebben. En die zorgvuldigheid loont: binnen de reformatorische scholen die bij het samenwerkingsverband Berséba zijn aangesloten, blijkt het aantal leerlingen met EED keurig rond de norm van 3,6 procent te zitten.
Diagnose stellen
Voordat een diagnose gesteld kan worden, moet een school minimaal een jaar intensief met de leerling oefenen volgens de landelijk geldende leidraad Masterplan Dyslexie. Dat oefenen gebeurt naast het reguliere taal- en leesonderwijs in de klas. Daarnaast oefenen ouders vaak ook nog thuis. Pas als na een jaar blijkt dat de achterstanden hardnekkig zijn, gaan we kijken of er sprake is van ernstige enkelvoudige dyslexie.
Voor het vaststellen van de diagnose wordt bij het dyslexieonderzoek nauwkeurig gekeken of de achterstanden op lees- en spellinggebied niet aan iets anders liggen. Kinderen met een lagere intelligentie dan gemiddeld hebben vaak een algemeen leerprobleem. Zij hebben dan ook achterstand op andere gebieden.
Ook gemiddeld intelligente leerlingen met moeilijkheden rondom lezen en schrijven hebben niet allemaal dyslexie. De onderzoeker gaat daarom aan de slag met andere vragen, zoals: Is er sprake van dyslexie in de familie? Hoe zijn de resultaten bij rekenen? Heeft de leerling als kleuter al moeite gehad met het aanleren van zaken als kleuren en liedjes leren? Waar zit het probleem precies? Kan de leerling zich mondeling wel goed uitdrukken?
Zelfvertrouwen
Een kind dat ernstige enkelvoudige dyslexie heeft, moet daarvoor erkenning krijgen. Een kind mag zonder onzekerheid leren omgaan met dyslexie. Het is niet de bedoeling dat een leerling op een lager opleidingsniveau terechtkomt dan hij cognitief aankan. Dat heeft demotivatie, faalangst en andere problemen tot gevolg.
Beter is goede, persoonlijke begeleiding van dyslectische leerlingen. Bij voorkeur als zij zich hier samen met hun ouders voor inzetten en ook thuis intensief oefenen. „Mijn dochter heeft haar zelfvertrouwen teruggevonden door de begeleiding en de aanpassingen in de klas”, vertelde een vader mij deze week. Zijn dochter in groep 7 heeft ernstige enkelvoudige dyslexie: ze leest op het niveau van groep 4. Het helpt haar dat ze in de klas minder leeswerk krijgt. Van lange teksten leest zij een samenvatting. Ze zet zich volledig in om te leren lezen, en het doet haar goed dat ze vorderingen maakt.
Verbetertraject
Over het algemeen zie ik dat scholen hun taak serieus nemen met middelen die steeds minder worden. Als een school een relatief groot aantal leerlingen aanmeldt voor dyslexie, zoeken we altijd hoe dat komt. Soms maakt de school deel uit van een gemeenschap waar veel dyslexie voorkomt. Dyslexie is erfelijk.
In andere gevallen geldt inderdaad dat de school meer ondersteuning nodig heeft op het gebied van zorg aan leerlingen met algemene lees- en spellingproblemen. Met die teams gaan we aan de slag in zogenaamde verbetertrajecten. Zo zouden bepaalde scholen nog meer aan extra instructie voor zwakke leerlingen kunnen doen, of een methode kunnen inzetten voor voortgezet technisch lezen. Ook helpen wij scholen door concrete materialen aan te reiken voor het op verschillende niveaus verbeteren van lees- en spellingonderwijs op letter-, woord- en zinsniveau.
Software
Tot slot: de bewering dat dyslecten te weinig oefenen, klopt niet. Kinderen met dyslexie lezen zich over het algemeen de blaren op hun tong. Pas als een leerling uitbehandeld is en op een bepaald niveau blijft steken, gaan we aan de slag met bijvoorbeeld compenserende software, waarbij teksten worden voorgelezen. Onze scholen zetten bij leesproblemen allereerst in op goed onderwijs en gaan daarnaast samen met onderzoekers zorgvuldig om met dyslexiezorg.
De auteur is orthopedagoog generalist bij Driestar onderwijsadvies en teamleider dyslexie.