Weerwoord: Niet bevinding, maar Christus maakt het verschil met andere religies
Augustinus noemt als eerste kenmerk van een christelijk leven ootmoed. En als tweede en derde kenmerk eveneens. Zenmeditatie benadrukt het ”mu-mu-mu”, (niets, niets, niets) als de weg tot verlichting. Gaat dit over hetzelfde?
JA
De missioloog J. H. Bavinck (1895-1964) heeft uitgebreid aandacht gevraagd voor het universeel religieus besef dat mensen hebben. In de geschiedenis van de mensheid zie je bepaalde gedachten en vermoedens telkens weer terugkomen. Bijvoorbeeld dat een mens niets meer is dan een vonkje in het universum en dat je alleen door nederigheid kunt binnendringen in de diepste geheimen van de natuur. Of dat je, betoverd door de aanblik van een natuurwonder, je eigen nietigheid en afhankelijkheid ervaart.
Hindoevrouw Koman plengt bijvoorbeeld dagelijks haar offers voor het altaar achter in de tuin. Ze doet dit knielend en in het besef afhankelijk te zijn van de gunst van de goden. Soms is haar gezicht daarbij zelfs bedekt met tranen. Moslima Tina bidt iedere morgen op een stille plek in haar huis tot Allah omdat ze zich van Allah afhankelijk weet. En christen Koen buigt iedere morgen zijn knieën om van God een zegen te vragen over de dag. Alle drie even oprecht en vroom.
Voor christenen wijst dit soort overeenkomsten op het bestaan van één Schepper. Deze ene Schepper is de dragende grond van alle dingen. De wereld verwijst naar God omdat het Zijn scheppingswerk is. God gaat aan alle dingen vooraf en geen enkel deel van de werkelijkheid staat los van Hem. Vervolgens belijdt een christen dat de Heilige Geest álle mensen onderhoudt en draagt door Zijn wijsheid en kracht. God is nooit exclusief de God van de christenen. De God die de christenen dienen, onderhoudt en regeert deze wereld. Hij is en blijft de God en Rechter van alle mensen. Iedereen deelt in Zijn zegeningen en oordelen.
Ik hoef er dus niet vreemd van op te kijken dat er tussen godsdiensten en religieuze tradities grote overeenkomsten bestaan. In mijn communicatie over het Evangelie benoem ik deze. Mijn gesprekspartner zie ik als medeschepsel. En al is iemand onbekend met God, voor Hem is hij of zij nooit een onbekende.
NEE
Niettemin is er sprake van een kardinaal verschil tussen een christen en een niet-christen als het gaat over allerlei menselijke religieuze ervaringen, zoals het besef hebben van God, van zonde en ellende, van geringheid en onwaardigheid. Wel is de scheiding tussen algemeen menselijke ervaringen en de op de ene ware God gerichte ervaringen van een gelovige flinterdun. Want uiterlijk kunnen zondebeleving en ootmoed van christenen en niet-christenen op elkaar lijken als twee druppels water. Ook hindoes of moslims kunnen heel diepe gevoelens hebben van hun eigen zonde en onwaardigheid tegenover het Heilige. Ze kunnen christenen in vroomheid overtreffen.
Waarin zit het cruciale verschil? In het verenigd zijn met Christus, de Zoon van God, Die gezegd heeft: „Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven.” De gekruisigde en opgestane Christus woont met Zijn Woord en Geest ín de gelovige. Deze ”unio mystica” is essentieel voor de beleving van het christelijk geloof. Wie in Christus gelooft, is één met Hem en met Hem gekruisigd en opgestaan, en ontvangt zo de zaligheid die Christus heeft verworven. Want al belijdt ook de christen de noodzaak van ontlediging en het niets worden tegenover God, dergelijke noties nemen nooit de centrale plaats in van de Weg, de Waarheid en het Leven. Wij worden gered door Christus, niet door onze godsdienstige gevoelens.
Is bevinding of ervaring van zoiets fundamenteels als onze zonde, of de afstand tussen de mens en het Heilige, of de ootmoed dan niet onmisbaar? In het christelijk geloof nemen deze gestalten zeker geen onbelangrijke plaats in. Maar ze zijn nooit doel op zichzelf. De pijl ligt altijd verder. Ze dienen te leiden tot het ontvangen en toe-eigenen van Christus als Zaligmaker.
Bovendien zijn ze zo verkleefd met universele menselijke gestalten en behoeften dat ze alleen daarom al nooit hét verschil met andere godsdiensten kunnen zijn. In het christelijk geloof draait het om de rechtvaardiging van de goddeloze en het herstel van de relatie met God door Jezus Christus. Het ”solus Christus” was voor de reformatoren dan ook niet te vervangen door een ”solus Deus”.
DUS
De Naam Christus maakt het verschil, waar ter wereld ook. Niet de bevinding –al gaat het niet zonder– is het wezenlijkst, maar de levende verbinding met Christus door het geloof en de gelovige ervaring dat de waarheid in Hem alleen is. In zending en evangelisatie of in welk apologetisch gesprek dan ook kán deze Naam daarom nooit achterwege blijven.