Politiek

„Partijen lijken steeds meer op elkaar”

Stukje bij beetje komt de verkiezingscampagne op gang. Over anderhalve week brandt hij écht los; als het Centraal Planbureau (CPB) traditiegetrouw met zijn doorrekening van de partijprogramma’s komt. „Je kunt daar de verkiezingen niet mee winnen, maar wél verliezen.”

Marcel ten Broeke
7 February 2017 19:39Gewijzigd op 16 November 2020 09:46
beeld  ANP,  Remko de Waal
beeld ANP, Remko de Waal

Zestien pagina’s. Op een schrijfmachine getypt. Bij elkaar gehouden door een nietje. Daar begon het dertig jaar geleden allemaal mee, toen het CPB in 1986 voor het eerst –en op verzoek van de partijen zelf– de financiële gevolgen doorrekende van de plannen uit de verkiezingsprogramma’s van CDA, VVD en PvdA. Daarmee vergeleken was de jongste doorrekening in 2012 andere koek: 454 pagina’s, zónder nietjes en gericht op maar liefst 10 politieke partijen.

Over ruim een week, op 16 februari, verschijnt alweer de negende versie van wat inmiddels ”Keuzes in Kaart” is gaan heten, maar door politici, ambtenaren en journalisten haast liefkozend wordt afgekort met “KiK”. En hoewel een jaar geleden nog een trits aan politieke partijen aankondigde er bepaald niet zeker van te zijn dat ze hun programma’s nog door het CPB wilden laten doorrekenen, doet bijna iedereen weer mee.

Wimar Bolhuis, die voor zijn vorige week verschenen boek “De rekenmeesters van de politiek” drie decennia aan CPB-doorrekeningen doorvlooide, snapt wel waarom. „Het laten doorrekenen van je plannen is een bewijs van geloofwaardigheid geworden. Je toont dan dat je plannen niet neerkomen op feitenvrije luchtfietserij. Wie als serieuze regeringspartner wil worden gezien, doet dus mee. De enige partij die sinds 1986 zónder doorrekening in een regering heeft gezeten, was de LPF.”

Alle populistische tendensen ten spijt is de kans aanwezig dat het record uit 2012, toen tien van de elf Kamerfracties hun program lieten doorrekenen, straks sneuvelt. Want van de zestien partijen die nu in de Tweede Kamer zitten, hebben alleen de PVV, 50PLUS en de Partij voor de Dieren bij voorbaat aangegeven de rekenexercitie links te laten liggen. Waarmee overigens niet is gezegd dat de overige dertien partijen de doorrekening ook voltooien zullen. Het is namelijk een nogal bewerkelijk traject; zéker voor kleinere fracties.

Toch achten veel partijen het werk de moeite waard. Logisch ook: de afgelopen dertig jaar ging er geen presentatie van “KiK” ongemerkt voorbij. Je kunt zelfs zeggen dat de doorrekeningen het startschot vormen voor de verkiezingscampagne. Vanaf 16 februari kunnen partijleiders elkaar in de verkiezingsdebatten die hierop volgen immers met doorgerekende feiten om de oren slaan. Wie creëert de meeste banen? Wie de minste? En wie houdt de overheidsfinanciën wel of niet in toom?

Afgestraft

Toch zijn zenuwen over de vraag of je als partij wel goed uit de CPB-bus komt onnodig. Want volgens Bolhuis, die politiek assistent is van staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en op de 49e plek prijkt van de PvdA-kandidatenlijst, doet de uitkomst er eigenlijk niet toe. Althans, kiezers laten zich er zeker niet door leiden. „Een goede uitslag bij de CPB-doorrekening is geen garantie voor een goede verkiezingsuitslag”, zegt Bolhuis. „Zo scoorde de PVV in 2012 sterk op het terugdringen van de werkloosheid, maar verloor zij de verkiezingen. Bij de PvdA was het juist andersom.”

Hoewel je met een goede doorrekening de verkiezingen dus niet kunt winnen, kun je ze met slechte doorrekeningen wél verliezen, weet Bolhuis. „Partijen worden afgestraft als blijkt dat de plannen die zij hebben ingeleverd bij het CPB, afwijken van wat eerder is beloofd.”

Zo kwam het CDA in 1994 in grote problemen, nadat uit de doorrekening bleek dat de partij de AOW bevriezen wilde, terwijl lijsttrekker Brinkman tijdens de campagne nog iets anders had beloofd. Ook de SP werd als inconsistent weggezet toen in 2012 bij de CPB-doorrekening duidelijk werd dat die partij, anders dan in het verkiezingsprogramma stond vermeld (”65 blijft 65!”), de AOW-leeftijd tóch wilde verhogen.

Om dit soort flaters te voorkomen, zijn partijen volgens Bolhuis steeds minder gaan beloven. Althans, ze doen hun beloftes tegenwoordig in brede en vage bewoordingen. Bolhuis: „Vroeger zat bij verkiezingsprogramma’s een financiële paragraaf van vijf à zes kantjes. Tegenwoordig hebben partijen nog slechts één kantje als financieel kader en houden ze tot ná de CPB-doorrekening hun kruit droog.”

Verschillen kleiner dan ooit

Om de acht eerdere doorrekeningen te kunnen analyseren, stampte Bolhuis de afgelopen maanden alle politieke keuzes van partijen sinds 1986 in Excelsheets. Dat leerde hem dat de verschillen tussen partijen in de loop der tijd steeds kleiner zijn geworden. „Partijen zitten dichter bij elkaar dan ooit. De voorgestelde verschillen zijn op de totale overheidsfinanciën minimaal. Natuurlijk bezuinigen rechtse partijen wat minder op defensie, en linkse partijen wat meer. Maar in de totale overheidsuitgaven zit er tussen de meest linkse en de meest rechtse partij nog amper 1 procent verschil.”

Volgens Bolhuis komt dit door de toegenomen invloed van ambtenaren. Voorafgaand aan de verkiezingen presenteren topambtenaren tegenwoordig groslijsten met door hen zelf gekozen en doorgerekende beleidsvoorstellen. Uit die plannen stellen partijen vervolgens hun programma’s samen. Menukaartpolitiek, noemt Bolhuis dat. „Ambtenaren bepalen sterk het politieke speelveld. Dat hoeft niet per se slecht te zijn. Je kunt ook zeggen dat de keuzes die politici maken hierdoor zeer goed zijn onderbouwd. Het is ook niet voor niets dat men in andere landen jaloers is op hoe wij het hier doen.”

Bolhuis kwam in zijn Excelbestanden nóg iets tegen wat hem verbaasde. Hij ontdekte dat ChristenUnie en SGP de lastendruk voor huishoudens consequent sterker verhogen –dan wel minder verlagen– dan de overige partijen. „Verrassend, omdat juist christelijke partijen gezinnen centraal zetten in hun politieke boodschap. Ik heb het zes keer gecheckt en het ook voorgelegd aan het CPB; maar het klopt echt. De andere partijen bieden eigenlijk altijd lastenverlichting, ten behoeve van de koopkrachtplaatjes.” Een verklaring zou volgens hem nog wel kunnen zijn dat CU en SGP ervoor kiezen zaken als de kinderbijslag juist extra te verhogen. „Terwijl het CPB dat niet meeneemt in de berekening van de lastendruk.”

Waar Bolhuis de komende weken benieuwd naar is, is of PVV en 50PLUS ermee wegkomen dat ze hun programma niet laten doorrekenen. „Dat is uniek. Het is voor het eerst dat twee partijen die vrij groot zijn in de peilingen dit nalaten.” Bolhuis snapt ook wel waarom. „Beide willen ze de AOW-leeftijd terugbrengen naar 65 jaar. Dat is peperduur. Het kost 12 miljard euro: vier keer zo veel als er door het huidige kabinet is bezuinigd op de stijging van de zorguitgaven. Probeer dat maar eens financieel rond te krijgen zonder dat je ook heel vervelende bezuinigingen of lastenverzwaringen moet aankondigen.”

Eigenlijk kan hij het zich niet voorstellen dat de keuze van PVV en 50PLUS geen invloed zal hebben op de peilingen. „We zijn en blijven toch een heel calvinistische landje, waarin iedereen het belangrijk vindt dat de financiën op orde zijn. Griekse toestanden, waar partijen van alles beloven en kiezers er pas na de stembusstrijd achter komen dat het onbetaalbaar is, willen we hier niet.”

„Partijen lijken steeds meer op elkaar”

Dat partijen steeds meer op elkaar gaan lijken, en verkiezingsprogramma’s in toenemende mate inwisselbaar zijn geworden, is meer dan een onderbuikgevoel. „Het is echt waar.”

Lijken partijen steeds meer op elkaar? Je zou denken van wel. Kijk maar eens hoe eenvoudig VVD en PvdA, vanouds toch grote tegenpolen, in 2012 hun regeerakkoord in elkaar knutselden. En hoewel VVD’er Rutte de PvdA kort daarvoor nog „een gevaar voor Nederland” had genoemd, en PvdA-leider Samsom op zijn beurt de VVD-plannen bestempelde als „rechts rotbeleid”, lijkt de coalitie over enkele weken gewoon de eindstreep te gaan halen. Een prestatie die, let wel, sinds het eerste kabinet-Kok (1994-1998) niet meer is vertoond.

Met uitzondering van de PVV deed het kabinet met bijna iedereen zaken. Het lijkt allemaal niet zo veel meer uit te maken wie er met wie regeert. Iedereen is constructief. Of, in de woorden van Samsom: „Als straks de verkiezingen weer naderen, zul je zien dat de VVD naar een andere stip op de horizon wijst dan wij. (…) Maar de richting is niet wezenlijk anders. We willen vooruit.”

Dat partijen meer op elkaar lijken, is meer dan een onderbuikgevoel, zegt politicoloog Paul Pennings, hoofddocent aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. De afgelopen decennia lieten volgens hem duidelijk een convergentie zien in het politieke landschap. Partijen groeiden naar elkaar toe. Niet alleen op sociaal-economisch terrein, maar veel breder.

Daar zijn volgens Pennings drie hoofdoorzaken voor. „Allereerst de deconfessionalisering en secularisering van de maatschappij. Confessionele partijen zijn meer regulier geworden, en ook onderling zijn ze steeds meer op elkaar gaan lijken. Dat katholieken en protestanten fuseerden in het CDA was lange tijd voor onmogelijk gehouden.”

Daarnaast heeft ook de opmars van het neoliberalisme partijen naar elkaar gedreven. „Het neoliberale uitgangspunt is dat de markt prima in staat is om semipublieke goederen aan te bieden en het dus niet nodig is dat de overheid dat doet. De overheid kan dus best een stukje kleiner.” Ook de PvdA is hier volgens Pennings volop in meegegaan. „Dat verklaart dat ze in een regering kon stappen met de VVD.”

Last but not least vált er voor partijen ook gewoon steeds minder te kiezen. Veel beleid is immers al vastgelegd, bijvoorbeeld in Europese wet- en regelgeving. „Dat verkleint de speelruimte van politieke partijen aanzienlijk”, zegt Pennings.

Opgeteld zorgden al deze ontwikkelingen ervoor dat partijen elkaar steeds meer op de huid gaan zitten. Zelden is er nog slechts één partij die het dichtst bij een bepaalde kiezer staat. Die kiezer heeft meerdere, min of meer gelijkwaardige opties om uit te kiezen. Daarom zweven ze vandaag de dag ook zo.

De convergentie in het politieke midden zorgde er tegelijkertijd wel voor dat er op de politieke flanken ruimte ontstond voor nieuwkomers. Zoals de PVV. Pennings: „Die partij laat geen kans onbenut om alle op elkaar lijkende middenpartijen als één pot nat te bestempelen en zichzelf te profileren als het enige alternatief.”

Om die aanval vanuit de flanken te pareren, zag Pennings gevestigde partijen in veel Europese landen de afgelopen jaren dezelfde tactiek toepassen. „Namelijk door datgene wat de nieuwkomer het meeste kenmerkt in de loop van de tijd over te nemen.” Zo kon het gebeuren dat ook partijen als CDA en SGP vandaag de dag steeds vaker straffe taal uitslaan over de islam, en minister Koenders van de toch vrij eurofiele PvdA het vorige week presteerde om te pleiten voor niets minder dan „een halvering” van het Europees Parlement.

Het voortwoekerende populisme maakt die ‘kopieertactiek’ echter steeds lastiger, ziet Pennings. „Het gaat bij de PVV al lang niet meer om één standpunt. De héle gevestigde politieke orde is nu het probleem. Het gaat dus eigenlijk over alles. Dan valt er dus ook weinig over te nemen, maar is er sprake van een onoverbrugbaar verschil.”

Wat nu? Dat lijken de middenpartijen zelf eigenlijk ook niet te weten. Pennings: „Men wacht in angst en beven op wat er komen gaat. Een sluitend antwoord heeft men niet.” Een andere tactiek, namelijk om de PVV regeringsverantwoordelijkheid te geven en via compromissenpolitiek stap voor stap te doen verwateren, lijkt –nu zelfs de VVD de PVV heeft uitgesloten– afgeserveerd. Pennings: „Dat is toch verbazingwekkend. De partijen hebben geen superovertuigend antwoord én ze sluiten samenwerking uit. Ze geloven dus in hun eigen kracht. Het is zeer de vraag of dat terecht is.”

Pennings verwacht dan ook dat, net als in 2012, deze verkiezingen opnieuw bepaald zullen worden door het optreden van lijsttrekkers in tv-debatten. „Beslissend voor de kiezersgunst is of je een lijsttrekker hebt die in dergelijke debatten met kop en schouders uitstijgt boven de rest. In een tijd dat partijen meer op elkaar gaan lijken, is de persoon die de boodschap uitdraagt nu eenmaal belangrijker geworden dan de boodschap zelf.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer