Column: In een huiskamer kun je ook een gemeente vormen
Veel kleine kerkelijke gemeenten staan onder druk, zeker in de steden. Gezinnen vertrekken naar gebieden met een betere combinatie van huis, kerk en school. Ouderen blijven achter of vertrekken ook. Studenten zijn geen stabiele factor om een gemeente te kunnen onderhouden. Als de gemeente onder de zestig of vijftig leden zakt, komt al snel de vraag: sluiten of openhouden? Kunnen er nog ambtsdragers gevonden worden? Een dominee valt allang niet meer te betalen, dus het moet van de vrijwilligers komen.
Opmerkelijk is dat de situatie tegenwoordig duidelijk anders beoordeeld wordt dan een halve eeuw geleden. In Middelburg werd in 1968 bijvoorbeeld een nieuwe gemeente geïnstitueerd omdat er twintig mensen waren die graag bijeen wilden komen. Nu zou een dergelijke gemeente direct weer gesloten worden: 22 mensen, daar kun je geen gemeente mee vormen. In deze andere beoordeling speelt natuurlijk mee dat het christelijk geloof in Nederland op zijn retour is. Het aantal mensen dat zich kerkelijk noemt, neemt snel af. Verwachten dat een gemeente zal groeien, lijkt valse hoop.
Toch speelt nog iets anders mee. Dat is het verliesdenken. Een van de grote bijdragen aan het begrip van menselijk gedrag is de Nobelprijswinnende ontdekking van de economen Daniel Kahneman en Amos Tversky. Ze ontdekten dat mensen anders reageren op de mogelijke winst van 5 dollar of het mogelijke verlies van 5 dollar. Een verlies van 5 dollar weegt grofweg twee keer zo zwaar als een winst van 5 dollar. Mensen zullen dus twee keer zo veel doen om dit verlies te vermijden dan om een gelijke winst te behalen.
Verder ontdekten ze dat het referentiepunt belangrijk is. Als ik denk dat ik 100 dollar kan krijgen, dan voelt 105 dollar als een winst van 5 dollar. Als ik echter dacht 105 dollar te krijgen, dan voelt 100 dollar als een verlies van 5 dollar, en het bijbehorende gedrag om het verlies te vermijden. Dit referentiepunt bepaalt de framing in termen van winst of verlies.
Als dus het referentiepunt de gemeente van vijftig jaar geleden is, met misschien 1500 leden, dan is een daling naar 50 een groot verlies en is sluiting de haast onvermijdelijke conclusie. Als het referentiepunt de huidige situatie of minder is –bijvoorbeeld de gemeente die startte met 22 leden– dan is winst veel dichterbij. Als het referentiepunt een gemeente is met een groot kerkgebouw, een grote kerkenraad en een eigen predikant, dan is huidige situatie om van te huilen. Als het referentiepunt een van de gemeenten in Rome vormt, die in een woonhuis paste (zie Rom. 16), dan kan de huidige gemeentegrootte hoopvol bekeken worden.
Een kortstondige blik buiten de deur van de Nederlandse gereformeerde gezindte leert dat grote gemeenten niet de norm, maar eerder de uitzondering zijn. Ook in het Nieuwe Testament is nergens een grote gemeente te vinden, veel gemeenten functioneren als een huisgemeente. In het buitenland zijn veel kleine gemeenten die al lange tijd goed functioneren – en ook in Nederland zijn die genoeg te vinden. Vaak heeft dat soort gemeenten ook eigen predikanten, zoals bijvoorbeeld bij de Free Presbyterian Church of Schotland, of deeltijdpredikanten, zoals bij de Strict Baptists in Engeland.
Vanuit het referentiepunt van de bloeiende megakerken in de gereformeerde gezindte komt die situatie misschien over als weinig aantrekkelijk, maar er valt veel van te leren.
In de eerste plaats dat het bestaan van een gemeente niet staat of valt bij een kerkgebouw, een kansel, orgel, banken voor de kerkenraad en prachtige collectezakken. De gemeente van Christus is niet het gebouw, maar wordt gevormd door de „levende stenen” (1 Petr. 2:5). Zeker, het zal wennen zijn voor gemeenteleden en dominees, maar met zijn allen in een kring in een huiskamer kun je ook een gemeente vormen.
Ten tweede laat de focus op getallen aardsgerichtheid zien. In de hemel is er vreugde over een zondaar die zich bekeert. Waarom moeten wij dan gemeenten willen van minimaal honderd mensen? Jezus zendt Zijn discipelen twee aan twee uit en zegt dat waar ze met zijn tweeën of drieën bijeenkomen, Hij in het midden zal zijn.
Ten derde houden kleine gemeenten een spiegel voor als het gaat om eenvoud. Het hoeft allemaal niet zo mooi en groots.
Ten vierde gaat het in een kleine gemeente om samenleven. Als ouderen de jongeren geen taken toevertrouwen in het invullen van de ambten, zal de gemeente ter ziele gaan. Evenzo als we elkaar de tent uitvechten over randzaken. Dat kan een kleine gemeente zich niet veroorloven – en een grote eigenlijk ook niet.
Elco van Burg is consultant bij Lentera Papua in Indonesië en universitair hoofddocent ondernemerschap aan de Vrije Universiteit Amsterdam.