Taalrubriek: je huik naar de wind hangen
Vroeger zag ik altijd een bootje voor me. Een bootje met een zeil dat precies op tijd omgehaald moest worden, zodat de wind er eens van de andere kant in kon blazen. Zo zag het er wat mij betreft uit, als je „je huik naar de wind hing.”
Dat was trouwens nog helemaal niet zo vreemd gedacht, want huiken blijken tegenwoordig vooral in de zeilwereld voor te komen. Volgens een digitale adverteerder zit het zo: „Een zeilhuik beschermt uw grootzeil tegen weersinvloeden zoals zon, regen en wind.” Maar het verwarrende is dan wel dat die huik niet het zeil zelf is, het is alleen een soort ‘beschermjasje’. Pas als je dat bedenkt, kom je dichter bij de oorspronkelijke betekenis. Je hoeft namelijk helemaal niet op een schip te zitten om je huik naar de wind te hangen.
Maar dat kreeg ik pas door toen ik het woord in 17e-eeuwse documenten tegenkwam en me verbaasde over het feit dat het vooral vrouwen waren die hun „beste huijck” per testament vermaakten aan hun dochter, nichtje, moeder of tante. Neem Anneken Jans, die in 1671 bepaalt dat haar dochter Robbeken „voor haeren getrouwen dienst hebben ende genieten sal haere huijck.”
Dat kon toch bepaald niet over een zeil gaan, dat moest wel een kledingstuk zijn. En jawel, het Woordenboek der Nederlandse Taal leverde de oplossing: het bleek een soort cape te zijn, een lange, warme mantel met kap, waarbij de stof vanaf het hoofd in plooien naar beneden hing. Geen wonder dat een huik voor 17e-eeuwse erfgenamen een waardevol cadeau was, want textiel was in die tijd belachelijk duur.
Wie wil weten hoe zo’n kledingstuk eruitzag, hoeft maar naar schilderijen van vroeger te kijken. Naar de schaatstaferelen van Hendrick Avercamp bijvoorbeeld, waar regelmatig vrouwen van top tot teen in een zwarte huik gehuld op het ijs staan te kleumen. Het is nog net geen boerka, maar het lijkt uit de verte best veel op een ander traditioneel islamitisch kledingstuk: de chador.
Maar wat het anders maakt, is dat de huik in het vroegere Nederland ook wel door mannen gedragen kon worden. Hij werd ook niet zozeer uit oogpunt van zedigheid gebruikt, maar vooral om de eigenaar tegen wind en kou te beschermen. En daar komt dan de uitdrukking vandaan: ”Je huik naar de wind hangen” – niet al te principieel zijn, maar pragmatisch je standpunt veranderen zodra je dat beter uitkomt. Het is gewoon de vroegere versie van ”Zoals de wind waait, waait zijn jasje”.
Tweewekelijkse rubriek waarin de herkomst van bekende en minder bekende uitdrukkingen wordt onderzocht.