Verborgen
Het is waar dat David niet zonder grote reden klaagt in Psalm 19:13: „Wie zou de afdwalingen verstaan?” Wat hij en andere heiligen niet kunnen doen, kan God hun geven te doen. Daarom vraagt David in diezelfde Psalm van de Heere: „Reinig mij van de verborgen afdwalingen.”U moet uzelf nauwkeurig onderzoeken op uw verborgen zonden. Dan zal het met u gaan als met de sterren aan de hemel: eerst ziet men hier en daar een ster, en hoe langer men kijkt hoe meer sterren men ziet. Zo is het ook met uw verborgen afdwalingen. Jesaja roept aan het eind uit: „Het ganse hoofd is krank, het ganse hart is mat…” Die verborgen afdwalingen die u gevonden hebt, draag daar leed over met wenende ogen en een weemoedig hart.
Vleselijke mensen van deze boze tijd zullen alleen over hun lichamelijke kwalen klagen zonder op hun inwendige verdorvenheden te zien. Och, zij zeggen wel: Helaas, wij zijn gevangen onder de zonden, ellendige mensen die wij zijn. Maar zij doen dat niet met een diepe, inwendige droefheid die hun hoogste ellendigheid zelf is. Het is maar een gemaakte klacht, die niet door de Heilige Geest geleerd is, maar die ze van anderen hebben gehoord.
Anders is het met de godzaligen. Zij voelen hun dwalingen met een knaging in het hart als zondig en bitter, ja als doornen in hun zijde en prikkels in hun ogen.
Sixtus Brunsvelt, predikant te Leeuwarden (Droevige vlekken van Jezus’ bruid, 1680)