Verkilling
Mattheüs 24:12
„En omdat de ongerechtigheid vermenigvuldigd zal worden, zo zal de liefde van velen verkouden.”
Wij hebben een uitwendige en inwendige staat, zowel in de zomer als in de winter. Koorts vanbinnen of vanbuiten. Zo bemint men God minder als men kwaad ziet doen, en dat zelf ook doet. Wij beminnen onze naaste ook minder, omdat hij kwaad is. Bijvoorbeeld: men ziet een arm mens, die kwalijk gebruikt hetgeen men hem geeft. Dat doet onze liefde verkouden, en die koude is vanbuiten. Of anders: men is niet tot geven genegen, en dus is het vanbinnen: men is koud en niet warm. Dat zal gebeuren. Want in de oude dag zal de wereld onnut en koud worden, en dan verkilt ook de liefde. Het is waarlijk zo van Christus voorzien dat de ongerechtigheid vermeerderen en de liefde verminderen zal, en zo verkouden dat men geheel geen geloof vinden zal (Lukas 18:8). Het moet ons dan nu niet vreemd overkomen als men zodoende ziet dat de leraars en anderen verkouden in de ijver. En dat velen die over anderen gesteld zijn als pesten van de kerk hun kinderen en dienstknechten in liefde doen verkouden, en door hun gebreken hun dienst vruchteloos maken. Want in die dagen, als de zonden vermeerderen, dan verkilt ook in velen de liefde. Dit is echt jammer en droevig voor een christenziel, dat zijn liefde tot God en Christus verkoudt, zodat men de waarheid benadeelt.
Jodocus van Lodenstein, predikant te Utrecht
(”De heerlijkheid van een waar christelijk leven”, 1767)