PKK-kopstuk mag worden uitgeleverd
Nederland mag PKK-kopstuk Nuriye Kesbir uitleveren aan Turkije. Dat heeft de Hoge Raad vrijdag bepaald. Of dat ook daadwerkelijk gebeurt, hangt af van minister Donner van Justitie. Die zal binnen enkele weken een definitief besluit nemen, aldus een woordvoerder van het ministerie.
Kesbir vocht haar uitlevering aan, omdat ze bang is dat ze in Turkije geen eerlijk proces krijgt, voor de rest van haar leven wordt opgesloten en te maken krijgt met martelingen. Volgens de Hoge Raad is haar vrees enigszins terecht, maar staat dit uitlevering niet in de weg. De raad adviseert Donner Turkije om garanties te vragen dat ze niet wordt gefolterd. Ook moet hij erop toezien dat Kesbir een eerlijk proces krijgt.
Turkije wil haar uitlevering, omdat ze tussen 1993 en 1995 betrokken zou zijn geweest bij zeker 25 aanslagen op vooral militaire doelen in het oosten van het land. Kesbir zelf heeft altijd ontkend iets te maken te hebben met aanslagen. Volgens eigen zeggen was ze slechts actief in de vrouwenbeweging.
Kesbir, die voorlopig gedetineerd blijft, riep na de uitspraak dat ze in hongerstaking gaat. Dat leidde tot veel gejuich en applaus onder de tientallen sympathisanten op de tribune.
Haar advocaat, V. Koppe, is verbijsterd door de uitspraak. Juridisch strijdt Koppe door tot het einde. Als de minister besluit tot uitlevering, kan hij daartegen nog een kort geding aanspannen. Mocht dat ook negatief uitvallen, dan kan hij nog naar het Europese hof voor de rechten van de mens.
De rechtbank in Amsterdam oordeelde eind 2002 dat Kesbir niet mocht worden uitgeleverd aan de Turken. De rechter vond dat de Turkse autoriteiten onvoldoende duidelijk hadden gemaakt wat haar precieze rol bij de PKK is geweest.
Het openbaar ministerie ging tegen die beslissing in beroep bij de Hoge Raad, die de uitspraak van de rechtbank vernietigde. De raad vond dat de rol van Kesbir bij de PKK op grond van het beschikbare dossier wel degelijk kan worden vastgesteld.