Opinie

Minister Bussemaker: Onderwijs moet zorgen voor verbinding in samenleving

De vrijheid van onderwijs bleek een fantastisch middel om te verheffen en te emanciperen. Er is nu echter veel werk te doen om te zorgen dat het in de toekomst geen hindermacht wordt, stelt minister Jet Bussemaker.

Jet Bussemaker
25 January 2017 11:44Gewijzigd op 16 November 2020 09:40
Minister Bussemaker op een symposium in Amsterdam ter gelegenheid van 100 jaar onderwijspacificatie, beeld RD, Anton Dommerholt
Minister Bussemaker op een symposium in Amsterdam ter gelegenheid van 100 jaar onderwijspacificatie, beeld RD, Anton Dommerholt

Laat ik beginnen met een bekentenis. Anders dan velen in Nederland heb ik de vrijheid van onderwijs vrijwel altijd als een gegeven beschouwd. Het was er gewoon. Ik ben niet gelovig opgegroeid en zat op openbare lagere en middelbare scholen – in de jaren 60 en 70. Ik ben dus meer een kind van de ontzuiling.

Ik heb ons stelsel wel als iets bijzonders gezien en ben het –zeker als minister– steeds meer gaan waarderen. Dit om twee redenen: 1. het heeft ons onderwijs van hoge kwaliteit gebracht, en 2. het legt de verantwoordelijkheid zo laag mogelijk: bij ouders en ‘hun’ schoolbesturen.

Problemen

We bieden in Nederland goed onderwijs – een beeld dat telkens wordt bevestigd door internationaal vergelijkend onderzoek. Maar daarmee is niet alles gezegd. De vrijheid van onderwijs was en is een fantastisch middel om te verheffen en te emanciperen. Maar er is nu wel veel werk te doen om te zorgen dat het geen hindermacht wordt. Want er liggen een paar serieuze problemen die opgelost moeten worden: jongeren van verschillende achtergronden die elkaar niet ontmoeten, jongens die vaker uitvallen (op de middelbare school, maar ook op het mbo en het hbo), kinderen met lager opgeleide ouders die minder kansen krijgen dan hun leeftijdsgenoten met hoger opgeleide ouders et cetera.

Dé lakmoesproef van artikel 23 is voor mij daarom dat het stelsel moet zorgen voor gelijke kansen voor iedereen en moet zorgen voor verbinding in de samenleving.

Anker

Het gaat er stormachtig aan toe in de samenleving. Oude zeker- heden vallen weg. Alles staat ter discussie en de ongelijkheid in de samenleving neemt toe. Jongeren ervaren dat als geen ander.

De journaliste Margalith Kleijwegt heeft vorig jaar op mijn verzoek een rapportage gemaakt over gescheiden werelden in het onderwijs. De inhoud van de rapportage was onthutsend. Ze vertelt over beïnvloedbare jongeren met maar weinig vertrouwen in mensen, in de wereld en in de toekomst. Ze zijn kwetsbaar, zoekend naar identiteit, naar eigenwaarde, naar houvast.

Ze vertelt ook over docenten die keihard werken om de jongeren te helpen weerbaarder te worden. Daarbij lopen ze echter ook aan tegen sympathie voor IS of leerlingen die zeggen dat Hitler wel een heel goede organisator was. Hier ligt dus een grote taak voor het onderwijs: openbaar én bijzonder. Want wat er in de klas gebeurt, is echt cruciaal voor het sociale weefsel in de samenleving. De school kan en moet daarbij een anker zijn. Dat lukt alleen met een sterk ontwikkelde visie op de maatschappij – en dus ook op het onderwijs.

Die visie hoeft niet gebaseerd te zijn op religie. Maar ze moet wel scheidslijnen zoals inkomen en opleidingsniveau overbruggen. Want onderwijsvrijheid mag niet leiden tot nieuwe elitescholen met alleen leerlingen van de meest mondige ouders.

Het onderwijs hoeft tegelijkertijd geen eenheidsworst te zijn – en het hoeft ook niet mijn persoonlijke visie te zijn. Zonder ruimte voor verschil gaat het niet.

Om die verschillende visies meer ruimte te geven, is het nodig om het stelsel bij de tijd houden. En ik vind dat het stelsel bewust moet stimuleren dat er geen nieuwe zuilen ontstaan.

Met het wetsvoorstel ”Meer ruimte voor nieuwe scholen” geven we daar gevolg aan. Hiermee biedt artikel 23 nieuwe ruimte voor scholen met vernieuwende onderwijsconcepten, inclusief een versterkte focus op de kwaliteit van dat onderwijs. Daarmee geven we artikel 23 een vernieuwde rol bij het oplossen van de problemen van nu.

Identiteit

Ik roep scholen en besturen op om drie dingen te doen. Ten eerste: maak werk van je eigen identiteit. Een school zonder visie is niet in staat uit te leggen waarom hij welk onderwijs biedt. Die visie kan levensbeschouwelijk van aard zijn, maar net zo goed pedagogisch.

Ten tweede: zoek vanuit die visie naar je meerwaarde in de samenleving. Werk met andere scholen samen – openbaar of bijzonder. Altijd met de kansen voor jongeren als doel.

Ten derde: zoek de samenwerking met wethouders en welzijnsorganisaties, met bibliotheken en bedrijven en andere partijen in brede allianties voor gelijke kansen.

Alle drie zijn cruciaal – het een is een logisch gevolg van het ander. Daar zal ik scholen op blijven aanspreken. Daarmee –en met een vernieuwd en verstevigd artikel 23– houden we de vrijheid van onderwijs springlevend. Zodat de vrijheid van toen ook de vrijheid van nu is – en van iedereen.

De auteur is minister van Onderwijs. Dit artikel is een samenvatting van de rede die zij maandag verzorgde tijdens een bijeenkomst op de Vrije Universiteit in Amsterdam over een eeuw onderwijspacificatie.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer