Knipoog: Elburg: Ellendebrug of Edelenburg?
De naam Elburg heeft het pittoreske vissersstadje waarschijnlijk te danken aan het feit dat het eerst als een soort vluchtheuvel functioneerde als de Zuiderzee het land dreigde te overspoelen. Men had dan een plek om mens, vee en huisraad in veiligheid te stellen. Sedert 1025 wordt er in oude annalen dan ook over Helberg of Elberg gesproken. Toen deze heuvel later van pallisaden en wallen werd voorzien, werd het geleidelijk tot Elburg. Die naam werd ook meegenomen toen rentmeester Arent thoe Boecop van de hertog van Gelre opdracht kreeg „dat hy de stat versetten sal op een andere stede”, de huidige oude vestingstad. Het lijkt of de tijd er heeft stil gestaan: straten geplaveid met kinderhoofdjes, de oude Vischpoort, diverse oude panden en de Nicolaaskerk waar nota bene Jan Arentsz –waar hij elders een hagenpreek moest houden– hier op de kansel stond.
Toch waagde een oud-predikant van Elburg het stadje ”Ellendebrug” te noemen. Dat betrof ds. D. van der Ent Braat, die van 1947 tot 1949 Elburg diende. Het kwam ter sprake in Monster, toen men aldaar in het begin van de jaren zeventig van de vorige eeuw wilde overgaan tot de stichting van een tweede predikantsplaats. Ds. Jac. van Dijk, die er toen alleen stond, was er niet zo heel enthousiast over. Hij wees erop dat zijn voorganger Van der Ent Braat hem ooit had toevertrouwd dat twee kapiteins op een schip weleens problemen konden opleveren. Hij had dat zelf in Elburg meegemaakt, vandaar dat hij toen sprak van ”Ellendeburg”. Dat de kerkenraad van Elburg de periode met Van der Ent Braat niet ellendig vond, bewijst dat hij vier jaar na zijn vertrek terug beroepen werd, hoewel hij bedankte.
Wilhelmus Baudartius (1565-1640), een van de vertalers van het Oude Testament van de Statenvertaling, gaf een ander oordeel over Elburg. In een publicatie vraagt hij aandacht voor de levensavond van zijn medestrijder voor de gereformeerde theologie, Johannes Fontanus (1545-1615). Fontanus heeft zeer geleden vanwege het feit dat zijn collega’s in Arnhem een remonstrantste prediking brachten waarbij hij zijn levenswerk als het ware vernield zag worden. Noemde men in eerder dagen Arnhem zelfs geen „klein Genève”? Baudartius schrijft dat Fontanus over dit alles soms begon te schreien als een kind, „zoo overvloedig tranen stortende, dat ze langs zijn baard en zijne casakke vloten en op de aarde biggelden.” Tegenover de droevige kerkelijke toestand in de hoofdstad van Gelre schrijft Baudartius over de situatie elders in de provincie: „De kerkenleraars binnen Harderwijk, Ter Edelen Burg en te Wageningen bleven bestendig bij de Gereformeerde leer, alsmede ’t grootste gedeelte van de predikanten der ‘Veelou’.” Van waar de aanduiding ”Edelen Burg” in plaats van Elburg? Mogelijk dacht hij aan Berea, welke gemeente door Lukas edeler werd genoemd dan die van Thessalonica omdat men het Woord met alle toegenegenheid ontving, onderzoekende dagelijks de Schriften of deze dingen alzo waren… Mooi als dat van een gemeente mag worden gezegd of geschreven.