Ondanks invoering WMO neemt vrijwillige hulp af
Ondanks de invoering van de Wet maatschappelijk ondersteuning (WMO) in 2015 is de informele hulp van familie en andere vrijwilligers afgenomen in plaats van toegenomen. De verwachting vóór invoering was dat de hulp uit de sociale netwerken juist zou toenemen.
Dat bleek maandagmorgen uit een onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Het aantal Nederlandse volwassenen dat hulp in de huishouding kreeg, daalde in 2015 met bijna 3 procent naar 11 procent. Bij huishoudelijke hulp is verhoudingsgewijs vaak sprake van informele hulp van familie en andere vrijwilligers.
Ook het aantal 75-plussers dat een vorm van zorg krijgt daalde ten opzichte van 2014. Ook bij deze groep werd vooral minder huishoudelijke hulp geboden. „We hebben geen duidelijke verklaring voor deze daling”, stellen de rapporteurs.
Uit het SCP-rapport blijkt onder meer dat een vijfde van de mensen met ernstige lichamelijke beperkingen geen hulp ontvangt.
Soms is er gebrek aan kennis over de mogelijkheden, in andere gevallen gaat het aanvragen van hulp moeizaam of is de persoon in kwestie zelf niet overtuigd van de noodzaak ervan. Anderen willen geen hulp omdat ze onafhankelijk willen blijven. Ook vervelende eerdere ervaringen met het aanvragen van voorzieningen kunnen een rol spelen.
Meer ondersteuning
Van de mensen die wél zorg krijgen, is niet iedereen daar blij mee. Een op de twaalf volwassenen (8 procent) zegt behoefte te hebben aan meer zorg en ondersteuning.
Twee derde ontvangt al een vorm van zorg en ondersteuning, een derde nog helemaal niet. Er is vooral behoefte aan (meer) hulp bij het huishouden (5 procent) en begeleiding (3 procent).
In totaal ontvingen bijna 2 miljoen volwassen Nederlanders in 2015 zorg en ondersteuning. Zij kregen hulp bij dagelijkse handelingen, zoals het doen van het huishouden, het zichzelf aan- en uitkleden of het verzorgen van wonden.
In meer dan de helft van de gevallen krijgen zij deze zorg en ondersteuning van de partner, volwassen kinderen, ouders, buren, vrienden of andere vrijwilligers.
Zorg die wordt vergoed (bijvoorbeeld door de gemeente) en zorg die mensen particulier kunnen inkopen komen iets minder vaak voor.
WMO
Hoewel huishoudelijke hulp minder dan eerder wordt verleend, is het nog altijd het type zorg dat het meest voorkomt (11 procent). Persoonlijke verzorging en begeleiding (beide 4 procent) en verpleging (2 procent) worden veel minder vaak verleend.
Gezondheidsproblemen zijn de belangrijkste reden om hulp te ontvangen. Verder krijgen 75-plussers, alleenwonenden en mensen met een laag inkomen relatief veel hulp, in achtereenvolgens 44, 24 en 20 procent van de gevallen.
Sinds de invoering van de WMO in 2015 is de verantwoordelijkheid van gemeenten voor zorg en ondersteuning uitgebreid. Mensen kunnen onder andere terecht bij het WMO-loket van de gemeente voor de aanvraag van diverse soorten hulp.