Israël zoekt antwoord op guerrilla
Het aantal van ten minste achttien Palestijnse doden op één dag woensdag was het hoogste sinds het uitbreken van de Al Aqsa-intifada eind september 2000. Donderdagmorgen waren de tegenacties van het Israëlische leger in de Gazastrook nog in volle gang.
Het Israëlische leger kwam in actie na de dood van zes soldaten bij de Ein Arik-legerpost bij Ramallah op de Westoever dinsdagavond. Twee of drie gewapende Palestijnen schoten de zes Israëlische soldaten dood. Bovendien had het leger vorige week al een zware klap moeten incasseren, toen Palestijnen in de Gazastrook een Merkava-tank opbliezen. De Israëlische bevolking kijkt erg tegen het leger op en het niet goed functioneren van legeronderdelen veroorzaakt een schok. De regering is daarom gedwongen tegenmaatregelen te nemen.
Militaire deskundigen in de Israëlische media spreken van een guerrillaoorlog. Gewapende Palestijnen die door de plaatselijke bevolking worden gesteund, vallen soldaten van het reguliere leger aan die zich in vijandelijk gebied bevinden. Het leger reageert daarop met harde tegenmaatregelen, maar het kan de strijd onmogelijk winnen. In de ogen van de Palestijnse bevolking zijn aanvallen op soldaten en Israëlische burgers op de Westoever en in de Gazastrook zonder meer geoorloofd. Het zou gaan om een legitieme strijd tegen bezetters. Over de juistheid van aanslagen door zelfmoordterroristen in de Israëlische steden bestaat echter wel verschil van opinie.
De verwachting is dat Palestijnen enerzijds in het kader van de guerrillastrijd legerposten, wegcontroleposten en militaire voertuigen van het leger zullen overvallen. Anderzijds zullen moslimfundamentalisten terreuraanslagen blijven plegen in de Israëlische steden.
Er zijn ook aanwijzingen dat Palestijnen geloven dat de golf van guerrilla en terreur vruchten afwerpt. Ze beschouwen het als een hoopvol teken dat circa 200 soldaten niet meer willen dienen op de Westoever en in de Gazastrook. Het zou niet zo lang meer duren of de strijd zal resulteren in een Israëlische terugtrekking.
Het zou echter niet de eerste keer in de geschiedenis zijn dat Palestijnen de politieke kaart in Israël foutief interpreteren. Van demoralisatie is geen sprake. Wel is de discussie over de voor- en nadelen van een terugtrekking uit de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook de laatste dagen heviger geworden. Deze discussie is er echter altijd geweest omdat ze een vast onderdeel is van de kritische zelfreflectie in de Israëlische samenleving.
De vrijheid van premier Ariel Sharon om te reageren op de aanslagen op het leger en de burgers is beperkt. Enerzijds is er de druk van de rechterflank in zijn Likud-partij en zijn ultrarechtse coalitiegenoten van de Nationale Unie Yisrael Beitenoe, die erop aandringen nog hardere vergeldingsmaatregelen toe te passen, zodat de Palestijnse Autoriteit ineenstort.
Anderzijds dringt de Arbeiderspartij bij Sharon aan op een gematigde respons. Minister Shimon Peres van Buitenlandse Zaken zei woensdag op de suggestie om de Palestijnse bevolkingscentra opnieuw in te nemen: „Wat zullen we doen als we de steden binnengaan? Gaan we daar gezellig wandelen?” Nieuwe bezetting zou inhouden dat Israël 3,5 miljoen vijandelijke inwoners onder de duim moet houden.
Sharon wil ook de goede betrekkingen met de Verenigde Staten niet in gevaar brengen. Washington heeft gezegd dat de Israëlische premier niet de val van de Palestijnse Autoriteit en van de Palestijnse leider Yasser Arafat mag veroorzaken.
Wat Sharon woensdag precies besloten heeft tijdens de vergadering in het veiligheidskabinet is niet bekend. De premier wil voorkomen dat er beslissingen uitlekken naar de pers. Ra’anan Gissin, de woordvoerder van de premier, zei echter dat Israël de focus zal richten op „kleine antiguerrilla, antiterreuroperaties.” Kanaal één van de Israëlische televisie speculeerde dat de acties van het leger intensiever en langduriger zullen worden. Sharon zou willen voorkomen dat het land afglijdt naar een oorlog.
Intensievere acties van het leger brengen echter grote risico’s met zich mee. Door de vele bombardementen van het leger zijn vele gebouwen van de Palestijnse veiligheidskorpsen beschadigd. Daardoor is het voor de Palestijnse politie vrijwel onmogelijk terroristen op te sluiten. Bovendien bestaat het risico dat de Palestijnse milities zich volop in de strijd gaan werpen door bijvoorbeeld te proberen een nederzetting te bezetten.
Oppositieleider Yossi Sarid zei op radio Kol Yisrael in verband met de verslechtering van de toestand: „Wat niet lukt met geweld proberen we met meer geweld. Als gevolg daarvan is het resultaat slechter geworden.”