Dirigent Rob Vermeulen: onvoorwaardelijke klank als missie
Als docent koordirectie brengt Rob Vermeulen zijn studenten de techniek van het dirigeren bij. Meer nog gaat hij voor een onvoorwaardelijke klank. „Als je die voor elkaar krijgt, bereik je altijd je publiek. Men kan zich er gewoon niet aan onttrekken. Als dirigent voel ik dat aan mijn nekharen.”
De Arnhemse dirigent Rob Vermeulen is iemand van de lange adem. Na meer dan 25 jaar is hij nog steeds niet weg te slaan bij Musica Vocale uit Wageningen en het Oost-Nederlands Kamerkoor. „Ik ben iemand die investeert in een langere periode. De kracht van deze koren is dat we al lang met elkaar musiceren. Helaas wordt het wel steeds moeilijker om goede zangers voor langere tijd aan je club te binden. Ze moeten echt geïnteresseerd zijn in wat je doet met het koor. Veel goede zangers beginnen gemakkelijk te hoppen van koor naar koor. Dat vraagt om een andere dynamiek van de dirigent om hen langer vast te houden.”
1. Er is te weinig aandacht voor moderne en nieuwe muziek. Nederland is een conservatief land.
„Het wordt steeds moeilijker om avontuur lijke concertprogramma’s te maken. Door de bezuinigingen op cultuur zijn we veel afhankelijker geworden van het aantal mensen dat de concerten bezoekt. Het publiek wil toch vooral de succes nummers horen. Daardoor wordt er helaas veel te veilig geprogrammeerd. Een muziek gezelschap dat daar niet aan meedoet, komt al snel in de financiële problemen. Al jaren ben ik betrokken bij het orkest de Ereprijs uit Apeldoorn. Landelijke subsidies zijn daar goeddeels weggevallen. De onder steuning die zij krijgen vanuit de gemeente Apeldoorn is minimaal geworden. De Young Composers Meeting, de ontmoeting voor jonge componisten uit de hele wereld die het orkest jaarlijks organiseert, kan alleen overeind blijven door de tomeloze inzet van de orkestleden en de mensen die het ensemble een warm hart toedragen. Maar er zijn gelukkig ook uitzonderingen. Het Orgelpark in Amsterdam bijvoorbeeld programmeert verrassend en heeft daar ook geld voor. Er is in ons land de laatste tijd wel erg veel moois de nek omgedraaid. Maar mensen blijven spelen omdat ze het belangrijk vinden. Ik ken musici die hun huis hebben moeten verkopen omdat ze nog slechts 60 procent van hun baan bij een orkest over hebben gehouden. Toch blijft Nederland voor mensen uit het buitenland een land waar veel kan. In Amerika en Duitsland, daar is het pas lastig om te experimenteren.”
2. Nederland kent bijna de hoogste koren dichtheid van Europa. Als koor dirigent is het hier dus goed toeven.
„Er wordt heel veel gezongen in Nederland, waardoor er best veel werk is voor koor dirigenten. Toch is het aan het conservatorium erg moeilijk om studenten binnen te halen voor koordirectie. Studenten kiezen doorgaans voor een instrument of voor schoolmuziek. Voorheen kozen veel studenten koordirectie als tweede hoofdvak, maar dat kan helaas niet meer. Overigens maak ik mij meer zorgen om de basis. Neder landers mogen dan veel zingen, de aanvoer van goede zangers richting de top lijkt op te drogen. Het gaat mis op de scholen. Veel scholen zijn uitsluitend met popmuziek bezig, áls muziek er al een rol speelt. De basis voor klassieke muziek is steeds minder vanzelfsprekend. Jazz en pop daarentegen winnen steeds meer aan belangstelling.”
3. Als het gaat om kerkmuziek: liever rooms-katholiek dan protestant.
„Ik ben katholiek opgevoed. Ik ben blij dat ik in mijn opvoeding kennis heb gemaakt met gregoriaanse muziek. Mijn vader was kerkmusicus. Vanaf mijn vijfde heb ik ontzettend veel gezongen tijdens de mis. Momenteel ben ik met een aantal studenten bezig met muziek van Schütz, Schein en Pepping. Protestantser kan het niet, maar wat een rijke muziek is dat zeg!”
4. De mooiste muziek komt uit Rusland.
„De vespers van Rachmaninov behoren gewoonweg tot de beste muziekstukken uit de 20e eeuw. Draai ik mij om nadat ik het ”Concert voor koor” van de Russische componist Alfred Schnittke (1934-1998) heb uitgevoerd, dan zie ik het publiek altijd weer in totale verbijstering zitten. In de jaren 90 heb ik mij sterk gemaakt voor deze muziek. Het ”Concert voor koor” klonk onder mijn leiding voor het eerst buiten Rusland. Sindsdien loop ik met een Russisch stempel op mijn voorhoofd, terwijl ik zo veel meer doe. Wat mij zo fascineert aan Russische koormuziek is de onvoorwaardelijke en ongekunstelde manier waarop ze appelleert aan de luisteraar. Met deze muziek bereik je eigenlijk altijd wel je publiek. Je kunt je er gewoonweg niet aan onttrekken. De passies van Bach, en zeker diens Hohe Messe, vragen om een heel andere benadering. Je moet een technisch vermogen hebben om die muziek te kunnen zingen en dan uiteindelijk raakt die muziek emotionele lagen. Bij Russisch-orthodoxe muziek is er in eerste instantie de emotionaliteit. Als je een melodie zingt in deze muziek, dan doe je dat helemaal, onvoorwaardelijk. Engelse koren begrijpen daarom de Russische muziek niet. Er mist dan een aspect, een bepaalde laag in de klank. Als je een Russisch koor hoort zingen, vind ik de beperking vaak de zuiverheid, hoe onvoorwaardelijk er ook wordt gezongen. De laatste jaren brengt het Lets Radio Kamerkoor het beste uit die twee werelden bij elkaar. Ik vind het een uitdaging om bij mijn eigen koren in te zetten op zowel de perfectie als die onvoorwaardelijke klank. Onlangs bezocht ik met mijn gezin het Openluchtmuseum. In het intieme Zeeuwse kerkje zong een mannenkoortje uit Renkum. Gewoon mensen die voor hun plezier drie keer een halfuurtje aan het zingen waren. Als eerste zongen ze een Russisch muziekstukje. En ook daar hoorde ik een onvoorwaardelijke emotionaliteit die de mensen enorm aansprak. Aan het einde vroeg het publiek hun dat stuk nog eens uit te voeren. En terecht.”
5. Na de menselijke stem komt mijn oude liefde, de hoorn.
„Ik weet niet wat er gebeurd zou zijn als ik een goede hoornist was geworden. Ik ken de hoorn van toen ik nog heel jong was. Mijn vader dirigeerde ieder jaar Bachs Weihnachts-Oratorium. En nog steeds als ik iemand foutloos de hoornpartij uit de derde cantate van dat oratorium hoor spelen, denkt ik: Wat waanzinnig mooi is dat zeg! Het hoorde bij onze opvoeding dat je een instrument koos. Mijn broer koos trompet en ik hoorn. Ik ben vervolgens ook hoorn gaan studeren op het conservatorium, maar ik kwam er gaandeweg achter dat ik muzikaal gezien meer kon bereiken als dirigent.”
6. Dirigent zijn is een eenzaam bestaan.
„Ik vind het jaloersmakend als ik een musicus hoor die zijn muzikaliteit direct kwijt kan op zijn instrument. Als dirigent heb ik altijd een groep mensen nodig. Het is daarom complexer om te komen tot muzikaliteit. Of een dirigent eenzaam is? Nee natuurlijk niet! Als dirigent ben ik juist voortdurend iemand die verbinding zoekt met en tussen mensen.”
7. Van zingen word je een beter mens.
„Ik denk dat er een heleboel dingen bij elkaar komen als je goed kunt zingen met elkaar. Als iedereen in de wereld geraakt zou worden door muziek, dan zou de wereld er beter uitzien. Hoe dat precies werkt, weet ik niet. Als je zingt, sta je toe dat mensen naar binnen kijken. Als je er als musicus vol ingaat, moet je je blootgeven. Ik denk dat je daar zeker niet slechter van wordt.”
8. De klassieke concertpraktijk is maar een stijve, formele bedoening.
„Ja, dat is wel zo. Tegelijkertijd is het wel een vorm die absoluut volstaat voor het uitvoeren van goede muziek. Voor mij heeft goede muziek niet per definitie meer nodig dan een traditionele vorm. Maar dat je experimenteert met de vorm waarin je de muziek aanbiedt, is niet verkeerd. Bijvoorbeeld het spelen met de ruimte waarin je musiceert, of de belichting.”
9. Het succes van een dirigent hangt meer af van charisma dan van techniek.
„Een dirigent moet altijd uitstralen dat hij iets wil overdragen. Je kunt het charisma noemen, maar ook basale muzikaliteit. Als je die niet bezit, moet je niet gaan dirigeren. Iemand die alleen maar technisch kan slaan, kan nooit een muzikale intentie goed overbrengen. Dat neemt niet weg dat ik mijn studenten leer optimaal over te dragen wat ze willen, en daar komt een heleboel techniek bij kijken.”
10. Een dirigent mist het contact met het publiek. Hij staat met de rug naar hen toe.
„Dat is niet waar! Als een dirigent zijn communicatieve vaardigheden gebruikt, is het publiek getuige van een interactie tussen dirigent en ensemble. Als een dirigent vervolgens ook nog iemand is die ruimte geeft, dan zie je ook dat er communicatie is tussen de musici onderling. Tijdens een concert voel ik heel goed of iets binnenkomt bij het publiek of niet. Dat voel ik aan mijn nekharen.”
Levensloop Rob Vermeulen
Rob Vermeulen (1961) studeerde aanvankelijk hoorn en later koordirectie aan de conservatoria van Arnhem en Rotterdam. Hij volgde masterclasses koor- en orkestdirectie bij onder anderen John Eliot Gardiner, Uwe Gronostay, Edward Downes en Ferdinand Leitner.
Jarenlang was Vermeulen werkzaam als docent muziek in het voorgezet onderwijs. Momenteel doceert hij koordirectie aan de ArtEZ-hogeschool in Arnhem en aan het Utrechts Conservatorium. Hij is dirigent van Musica Vocale (Wageningen), het Oost-Nederlands Kamerkoor (Doetinchem) en het Bachkoor Nijmegen. Met het laatste koor voert hij, samen met het Gelders Orkest, het grote oratoriumrepertoire uit.
Eerder was Vermeulen als dirigent en artistiek leider betrokken bij het Projekt orkest Twintigste Eeuw, waarmee hij vooral grote orkestwerken van na 1900 ten gehore bracht. Van 1990 tot 2008 was de dirigent artistiek leider van Projektkoor Utrecht, waarmee hij grote a-capellakoorwerken uitvoerde. Ook leidde hij van 1993 tot 2010 het Nederlands Concertkoor.
Sinds 2003 is Vermeulen vaste gast bij het Al Bustan Festival in Libanon. Sinds 2006 werkt de dirigent regelmatig samen met ensemble de Ereprijs uit Apeldoorn, waarbij hij onder andere jaarlijks leidinggeeft aan de Young Composers Meeting.
In Staccato reageren musici op tien stellingen. Volgende aflevering: zaterdag 11 februari.