Hoogbejaarde Jodin dreigt Nederlands bejaardenhuis in Israël te moeten verlaten
Raakt ze op haar oude dag aan de bedelstaf? Moet een 94-jarige Joodse weduwe van een oorlogslachtoffer haar geliefde Nederlandse bejaardenhuis in Israël noodgedwongen verlaten?
Die vraag bepaalde donderdag een rechtszaak bij de in Utrecht gevestigde Centrale Raad van Beroep. Dat is een instantie die onder meer rechtspreekt in conflicten rond uitkeringen aan oorlogsslachtoffers.
Nederlandser kan een bejaardenhuis in Israël nauwelijks zijn. In zorgcentrum Beth Juliana in de kuststad Herzliya, ten noorden van Tel Aviv, spreken ze Nederlands. Veel meer doet herinneren aan Holland. Bewoners krijgen drop, ontbijtkoek, hagelslag, pindakaas en snert. „Als je in Beth Juliana over de drempel stapt, waan je je in Nederland”, zegt advocaat prof. mr. Herman Loonstein.
Nazi’s
In dit bejaardenhuis in Israël woont, tot op heden, de 94-jarige Joodse weduwe F. Engel (haar meisjesnaam). Ze heeft een kwakkelende gezondheid. In 2011 overleed haar Joodse echtgenoot, een oorlogsslachtoffer uit Nederland. De vrouw is van origine een Duitse Jodin. Samen met haar familie ontvluchtte ze eind jaren dertig van de vorige eeuw nazi-Duitsland en week ze uit naar Engeland.
Na de Tweede Wereldoorlog trouwde ze met de Nederlandse Jood, die door onder te duiken uit handen van de nazi’s wist te blijven. Tientallen jaren woonde het Joodse echtpaar in ons land. Zo’n 25 jaar geleden settelden ze zich in Israël, later in een Nederlandse bejaardenhuis in Herzliya.
Pijnpunt
Maar of weduwe ook de allerlaatste fase van haar leven in Beth Juliana kan blijven, is onzeker. De uitspraak in de voorlopige voorziening (een soort kort geding) die donderdag diende, wordt over twee weken verwacht.
Pijnpunt is dat de Nederlandse uitkeringsintantie Sociale Verzekeringsbank (SVB) sinds eind vorig jaar een doorbetaling van een vergoeding voor verzorgingskosten aan de hoogebejaarde weduwe heeft beëindigd. Het betreft een bedrag van zo’n 3000 euro per maand.
Verzorgingskosten
De uitkeringsinstantie beroept zich op regelgeving voor oorlogsslachtoffers, onder meer vastgelegd in de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers ’40-’45 (Wuv). De Nederlandse Jood, in 2011 overleden, maakte als erkend oorlogsslachtoffer –vanwege gezondheidsklachten die hij overhield aan zijn vervolging– aanspraak op de vergoeding van zijn verzorgingskosten.
Voor zijn Joodse echtgenote ligt dit echter anders. Voor haar geldt een ander wettelijk regime. Dat houdt onder meer in dat de weduwe tot vijf jaar na de dood van haar man vergoeding voor verzorgingskosten ontving, zo’n 3000 euro per maand. Die termijn verstreek eind vorig jaar. Nu dreigt de bejaarde vrouw Beth Juliana te moeten verlaten.
Dat zit advocaat Loonstein, raadsman van de bejaarde Jodin, dwars. „Ik vind het ongehoord dat de weduwe in deze laatste fase van haar leven geen vergoeding van de verzorgingskosten meer krijgt. Ze wil graag in Beth Juliana blijven. Daar verstaan ze haar taal. In een ander, Israëlisch bejaardenhuis zal ze zich niet thuisvoelen. De kans bestaat zelfs dat ze op straat komt te staan. Haar kinderen hebben geen financiële middelen om haar te helpen.”
Loonstein stelt dat beslissing van de SVB om de vergoeding voor de Joodse weduwe stop te zetten, strijdt met „internationale verdragen waarin de rechten van ouderen en gehandicapten zijn vastgelegd.” „De SVB kan wel denken in zijn wettelijke gelijk te staan, maar Nederlandse regels zullen moeten wijken voor verdragen van een hogere orde. Het is duidelijk inhumaan om zo’n oude Joodse vrouw, een Holocaustoverlevende, het verblijf in haar geliefde bejaardenhuis onmogelijk te maken.”
De Sociale Verzekeringsbank houdt zich in de zaak van de bejaarde Joodse weduwe aan de Nederlandse wetgeving, reageert André Kuijpers, zegsman van de afdeling Verzetsdeelnemers en Oorlogsgetroffenen van de uitkeringsinstantie. „Na het overlijden van de echtgenoot in 2011 hebben we de vrouw laten weten dat ze nog vijf jaar de vergoeding van de verzorgingskosten ontvangt.”
Geen mogelijkheid
Na het stopzetten van die vergoeding heeft de vrouw nog wel recht op een uitkering op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers ’40-’45, geeft Kuijpers aan. Maar die inkomstenafhankelijke uitkering zal hoogstwaarschijnlijk veel lager uitvallen dan 3000 euro per maand, stelt hij.
Zou het in deze kwestie goed zijn als de SVB de hand over het hart strijkt en de Joodse weduwe de mogelijkheid biedt in Nederlandse bejaardenhuis te blijven?
„De SVB ziet geen mogelijkheid om in deze zaak een uitzondering te maken”, zegt Kuijpers. „Wet- en regelgeving staan dat niet toe. We mogen geen belastinggeld uitgeven aan iets waarvoor geen wettelijke grondslag voor is.”
Pot geld voor 28.000 mensen
Zo’n 28.000 mensen kregen in 2015 financiële ondersteuning van de afdeling Verzetsdeelnemers en Oorlogsgetroffen van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Van die 28.000 zijn er ruim 21.500 oorlogsgetroffenen en krap 6500 nabestaanden. Eind 2015 lag de gemiddelde leeftijd van deze specifieke groep op 80 jaar en 1 maand.
Het merendeel (82 procent) van de 28.000 cliënten woont in Nederland. Buiten de grens verblijven de oorlogsslachtoffers vooral in Amerika en Canada (30 procent), gevolgd door Israël (21 procent), Europese landen (19 procent), Australië en Nieuw-Zeeland (15 procent), Indonesië en andere Aziatische landen (12 procent) en landen in Zuid-Amerika en Afrika (samen 3 procent).
In Nederland worden de meeste cliënten begeleid door de Stichting Pelita (61 procent), een organisatie die zich inzet voor oorlogsslachtoffers uit Nederlands-Indië. Verder is er begeleiding door de Stichting 1940-1945 (28 procent) en de stichting Joods Maatschappelijk Werk (11 procent).
Voor partners van overleden oorlogsslachtoffers worden diverse vergoedingen afgebouwd.
Zo krijgt bijvoorbeeld een weduwe van een oorlogsslachtoffer nog een jaar na diens overlijden huishoudelijke hulp en vijf jaar verzorgingskosten vergoed.
Zegsman André Kuijpers van de SVB zegt dat Nederlandse financiële hulp aan oorlogsslachtoffers „vergeleken met andere (inter)nationale wetgeving veelal als uniek en ruimhartig wordt beschouwd.”