Het gevaar van Twitter
De sociale media –Twitter en Facebook voorop– hebben ervoor gezorgd dat iedereen altijd journalist kan zijn. Miljoenen Nederlanders hebben hun eigen nieuwsplatform waarop ze hun mening kenbaar kunnen maken. Politici, journalisten, advocaten, predikanten. Vooral op Twitter, een nog ondieper medium dan Facebook, is uiterste zorgvuldigheid geboden.
De populariteit van de sociale media staat niet op zichzelf, maar is onderdeel van een proces. Eerst was er internet. Een systeem dat ervoor zorgde dat iedereen altijd bij de informatie kon die hij nodig had. De dikke encyclopedieën konden naar de rommelmarkt, want tegenwoordig zweeft alle informatie 7 dagen per week en 24 uur per dag in de cloud. Altijd actueel, dat ook nog. Constant bijgewerkt.
Sociale media zorgden ervoor dat de ontvanger niet alleen meer alle informatie altijd kon opzoeken die hij nodig had, maar dat hij ook altijd en over alles zijn mening kon geven. De ontvanger werd ineens zender. De politicus werd journalist van z’n eigen minikrantje. De advocaat kon ineens z’n verontwaardiging delen met veel meer mensen dan er in de rechtszaal zitten. En de predikant kon nu ook doordeweeks ‘preken’ voor z’n volgers.
Daarmee is de cirkel van de informatievoorziening rond. Ontvangen en zenden: het is allemaal mogelijk voor iedereen die een computer of smartphone heeft. Opleiding, kennis: het doet er allemaal niet toe. Want voor internet is iedereen gelijk. Rijk, arm, slim, dom, goede speller of iemand die de d’s en de t’s erg vaak op de verkeerde plekken zet – het maakt niets uit. Als je maar wat kunt roepen. En nog mooier is het als je soms ook nog gehóórd wordt. En het allermooiste is het als je instemming krijgt: likes op Facebook, retweets op Twitter. Want sociale media zijn als sneeuwballen: hoe verder ze rollen, hoe groter ze worden.
Lachende kinderen
Even over het onderscheid tussen de twee meest bekende sociale media. Facebook blijft toch een beetje de etalage van het leven. Daar worden de mooie vakantiereizen uit de doeken gedaan. Hobby’s worden er gedeeld. Er zijn foto’s te zien van heerlijke gerechten, prachtige schilderijen, lachende kinderen.
Twitter ontwikkelde zich al snel in een andere richting dan Facebook. Het is een serieuzer medium geworden waar het al snel ging over zaken die ertoe doen in het leven. Vooral journalisten, politici en alle mensen die nieuws maken of erin geïnteresseerd zijn, ontdekten Twitter als een prachtig kanaal om duidelijk te maken wat je van de dingen vindt. Hoe je aankijkt tegen de politiek, tegen het beleid van Kamer, provincie of gemeente. Waar je door middel van het beroemde hekje # –de hashtag– een discussielijntje kon opzetten. Over ontwikkelingen waar dan ook. Ja, ook in het eigen kerkgenootschap, of dat van een ander.
Jongeren lieten Twitter al snel in de steek, zo blijkt uit onderzoeken. Het is te veel tekstgericht voor een generatie die opgegroeid is in een beeldcultuur. Foto- en videomateriaal kan getwitterd worden, maar het blijft toch een beetje secundair.
Juist daardoor kreeg het medium een nog serieuzer imago. Het is veel statusverhogender om op Twitter veel volgers te hebben dan op Facebook veel vrienden te verzamelen.
Media
Voor journalisten is Twitter bijna onmisbaar geworden. Het is supersnel en je hebt via dit medium bij zo ongeveer elke gebeurtenis waar ook ter wereld ooggetuigen in overvloed. Opvallend is het dat het eerste beeldmateriaal bij ernstige gebeurtenissen zoals aanslagen niet meer uit de shots van de cameramensen van grote persbureaus bestaat, maar van de gewone mensen die het zagen gebeuren.
Dat is het minder goede nieuws voor media en hun werknemers. De persbureaus leggen het tegenwoordig altijd af tegen omstanders en voorbijgangers. Mensen die zonder enige kennis doorgeven wat ze zien en horen. Met als gevaar dat geruchten voor nieuws worden aangezien. En dat nieuwsgebeurtenissen amper nog onderzocht worden. Een ongeluk kan zomaar een aanslag worden. Met alle gevolgen van dien. Want als een sneeuwbal eenmaal de berghelling afrolt, is niet te voorkomen dat hij al rollend steeds groter wordt. Feiten en fictie zijn door het gebruik van Twitter moeilijk te scheiden omdat je niet weet hoe kundig de bron is.
Predikanten
Het zijn overigens niet alleen nieuwsjagers waarop Twitter een grote aantrekkingskracht heeft. De laatste jaren zijn ook predikanten veelvuldig op Twitter te vinden. Ook op Facebook hebben sommigen hun pagina’s, maar daar gaat het meestal over de huis-tuin-en-keukenzaken.
Op Twitter delen ze echter het serieuzere werk. Aan volgers hebben ze nooit gebrek. Want ieder gemeentelid volgt natuurlijk de eigen predikant. En dan gaat het snel omdat al die predikanten ook weer andere predikanten als volgers hebben. Vrienden, geloofsgenoten, tegenstanders. Het loopt allemaal door elkaar, en daarmee is het ook een schitterende trechter geworden om je mening in te gieten. Ophef verzekerd.
Meestal blijft het allemaal netjes en kleuren predikanten keurig binnen de lijntjes. Er is een tweet over de preekvoorbereiding. Er wordt een link naar een Bijbelverklaring gedeeld. Of het „lezenswaardige” boek van een collega wordt aangeprezen.
Het wordt al iets gevaarlijker als er getwitterd wordt over zaken waarover in het kerkelijk wereldje verschillend wordt gedacht. Over kerkscheuringen in het verre of nabije verleden, bijvoorbeeld. Of over studies naar bepaalde onderdelen van de gereformeerde geloofsleer.
Nog gevaarlijker wordt het als de discussies over actuele zaken gaan waarover zeer verschillend wordt gedacht. De vluchtelingencrisis heeft al heel wat verdeeldheid onder twitterende christenen gebracht. De beer is helemaal los als een collega-predikant op Twitter de handschoen opneemt en direct of indirect duidelijk maakt dat hij het niet eens is met wat een geachte collega stelt. Als de omstandigheden aan bepaalde voorwaarden voldoen, kan zo’n Twitterdiscussie zomaar de landelijke pers halen. Voor je het weet, is de veenbrand een uitslaande brand geworden die niet of slechts met de grootste moeite onder controle te krijgen is.
Excuses
De vraag is natuurlijk wie er met dit soort specifieke discussies is gediend.
De kerkganger in ieder geval niet. Die krijgt zo veel meningen over zich heen dat hij zich uiteindelijk alleen maar bevestigd ziet in het eigen gelijk.
De predikanten die het betreft ook niet. Die krijgen door hun stellingname op Twitter een etiket opgeplakt waar ze waarschijnlijk het komende decennium niet meer van afkomen.
De kerk als geheel schiet er evenmin iets mee op. Christenen zijn het altijd oneens, is nog de mildste conclusie die buitenstaanders uit zulke discussies trekken.
Heel soms schamen predikanten zich er ook niet voor om excuses aan elkaar te maken als ze bij nader inzien toch te fel of te scherp zijn geweest. Ook dat gebeurt dan voor het forum van de volgers, en dat is niet slecht. Het kan de indruk achterlaten dat je het ook in de kerk niet altijd eens hoeft te zijn, maar dat je elkaar wel als broeders en zusters kunt aanvaarden.
Toch blijft dat laatste vooral schadeherstel. Want als er geen twist is en er geen verkeerde dingen worden gezegd, hoef je daarvoor ook niet je excuses aan te bieden.
Pastoraal contact
Blijft de vraag staan wat sociale media als Facebook en Twitter toevoegen aan het publieke debat in het algemeen en aan het kerkelijk debat in het bijzonder.
Over Facebook kun je kort zijn. Dat blijft toch vooral een medium waarop, als het om opinieleiders gaat, afgewogen verklaringen worden geplaatst. Het blijkt in de praktijk een medium waarop minder impulsief dingen worden gezegd dan op Twitter. Het voegt daarom niet al te veel toe aan het publieke debat, maar het doet er ook niet al te veel schade aan.
Wel ernstig is het als een predikant iets deelt uit een pastoraal gesprek of contact. Zelfs de meest anonieme verwijzing kan al tot grote schade bij betrokkenen leiden.
Twitter is een ander verhaal. Door de limiet van maximaal 140 tekens per tweet is het een nog ondieper medium dan Facebook. Op Twitter moet je ieder probleem terugbrengen tot 140 tekens. Ondoenlijk voor iemand die de nuance zoekt. In de ondiepe wateren van Twitter is er amper ruimte voor schepen die enige diepgang hebben. En die diepgang is nodig als je een goede discussie wilt over die zaken waar mensen mee zitten. En die diepgang is zeker noodzakelijk als het gaat over zaken van God en de Bijbel.
Voor veel twitteraars –zenders– is Twitter een uitermate gevaarlijk medium. Want twitteren op persoonlijke titel is er voor mensen met een publieke functie simpelweg niet bij. De hoofdredacteur van een krant, de hoogleraar aan een universiteit, de leider van een politieke partij, de predikant van een gemeente: ze worden nimmer los gezien van hun functie.
Voeg daarbij de beperktheid van het medium als het gaat om de 140 tekens en het zal duidelijk zijn dat van twitteraars met een publieke functie de allergrootste zorgvuldigheid en terughoudendheid mag worden verwacht. Het kan niet anders of nogal wat tweets die deze mensen opstellen, verdwijnen vóór publicatie in de digitale prullenbak. En vaak kun je daarover achteraf niet anders zeggen dan: gelukkig maar.
„Praten in 140 tekens is niet altijd handig”
Ruim vijf jaar geleden begon hij voorzichtig met Twitter. Inmiddels stuurde ds. J. Holtslag ruim 19.000 tweets de wereld in. De predikant van de hervormde gemeente in Giessenburg geniet van het medium. „Maar steeds vaker loopt een discussie uit de hand.”
„Ik ben niet huiverig voor alles wat met computers te maken heeft”, zo verklaart de predikant zijn actieve Twitterhouding. „Toen ik in juni 2011 mijn huidige gemeente ging dienen, wilde ik ontdekken hoe je als plaatselijke kerk gebruik kon maken van sociale media.”
„Naïef”, vindt de 48-jarige ds. Holtslag achteraf zijn idee dat hij via Twitter meer contact zou hebben met gemeenteleden. „In de praktijk blijkt slechts een handjevol gemeenteleden dit medium te gebruiken.” Journalisten, theologen en collega-predikanten zitten wel op Twitter. „Zij sturen interessante informatie, zoals een blog over actualiteiten en theologie, waar ik anders niet op zou stuiten.”
Preektekst
De predikant, medeauteur van het boek ”De sociale netwerkkerk”, gebruikt Twitter ook om „te sparren met collega’s. Zo vind ik het kiezen van een preektekst rond oudjaar bijvoorbeeld lastig. Dan kun je als predikanten onderling vragen waar de ander over preekt.” Ook gebruikt hij het medium om zijn blogs verder te verspreiden. Zo doet hij via Twitter verslag van gebeurtenissen. Zoals de predikantenreis van de Gereformeerde Zendingsbond in januari vorig jaar. Twitter is ook het discussiemedium bij uitstek. Ds. Holtslag mengde zich onlangs in gesprekken over „voltooid leven”, Israël en de PVV. „Om de gedachten van anderen te begrijpen en daar wat aan toe te voegen.” Maar dat is niet de grondhouding van iedere deelnemer aan de discussie, merkt de predikant „Sommige collega-predikanten en -theologen zijn door de jaren heen directer geworden in hun Twittergedrag. En negatiever.”
Neergesabeld
„Zo is er onlangs behoorlijk direct gereageerd op een blog van een collega (dr. Willem-Maarten Dekker, AvG)”, illustreert ds. Holtslag. „Hij werd ongeveer neergesabeld. Ik probeerde genuanceerd te zijn en te achterhalen wat de blogger nu eigenlijk bedoelde.”
Dat je zo’n gesprek in 140 tekens moet voeren, kan een belemmering zijn, erkent de predikant. „Het voordeel is dat je door de beperkte ruimte wordt gedwongen duidelijk te communiceren. Je kunt geen omhaal van woorden gebruiken. Het nadeel is dat het bij een conflict verstandig is om samen te vatten hoe je de ander hebt begrepen. Dat kan niet met Twitter.”
Met een sisser
Ds. Holtslag is geschrokken van de manier waarop een discussie over de PVV op Twitter werd gevoerd. „Het liep zo uit de hand dat theologen en predikanten elkaar blokkeerden en ontvolgden.” Daar schrok hij van. „Ik probeerde de mensen weer bij elkaar te brengen, en dat is gelukt. Het is met een sisser afgelopen. Maar ik ben benieuwd of het vuur weer oplaait.”
Andere predikanten zou ds. Holtslag het medium niet gelijk aanraden. „Als je er nu nog niet op zit, is het blijkbaar je ding niet. Dan erger je je alleen maar. Het moet bij je passen. Zelf krijg ik voor mijn aanwezigheid op Twitter veel positiefs terug.”