Onderwijs & opvoeding

Post sorteren op de Rehobothschool in Barneveld

Op tafel liggen folders, kranten en een pakketje. „Wat moeten we met deze stapel post?” vraagt Gerald Harbers enkele leerlingen van de Rehobothschool in Barneveld. Die weten wel raad met de vraag van hun docent: „Sorteren.”

Gert de Looze

3 January 2017 18:40Gewijzigd op 16 November 2020 09:29
Leerlingen van de Rehobothschool in Barneveld zoeken onder leiding van hun docent, Gerald Harbers, de post uit. Van links naar rechts: Daan, Martin, Mieke, Harbers en Julian.  beeld RD, Anton Dommerholt
Leerlingen van de Rehobothschool in Barneveld zoeken onder leiding van hun docent, Gerald Harbers, de post uit. Van links naar rechts: Daan, Martin, Mieke, Harbers en Julian. beeld RD, Anton Dommerholt

Harbers trekt de poststapel uit elkaar en ontdekt een krant. Hij laat Daan, Julian, Martin en Mieke alleen en loopt naar een luie stoel. Intussen vertelt hij zijn leerlingen wat hij doet: „Zo, ik kom thuis en ga lekker de krant lezen.”

Mieke protesteert: „Als u uit uw werk komt, moet u met de mensen om u heen gaan kletsen of eten gaan koken.” Harbers staat op en loopt naar de tafel waaraan de leerlingen zitten. „Ben ik handig bezig”, wil hij weten. Julian: „Nee, u moet de post sorteren.” Op de vraag wat dat is, krijgt de docent te horen dat hij soort bij soort moet leggen. Hij geeft Mieke de opdracht om met sorteren te beginnen. Martin helpt haar. De ene folder belandt op de stapel ”bewaren”, een volgende op de oudpapierstapel.

De leerlingen volgen op het Rehobothschool het voortgezet speciaal onderwijs. Wekelijks zijn er enkele uren ingeruimd voor woontraining (zie ook ”Hardop bidden voor het eten”). De jongeren krijgen dit vak in een inpandig appartement. In deze ruimte staan zaken zoals een bed, een kast, een luie stoel met een lectuurmand ernaast en een salontafel met een plantje en kaarsen.

Supermarkt

In de vorige les stond de brievenbus centraal. Deze dinsdagmiddag buigen de leerlingen zich over de vraag wat je met de inhoud van de brievenbus moet doen.

Harbers nodigt hen uit om mee te denken en geeft aanwijzingen. „Waar let je op bij het sorteren?” wil hij weten. Martin: „Op dingen die je nodig hebt. Folders van de supermarkt bewaar ik, maar veel andere blaadjes kunnen weg.” „Waarom? Nu snap ik het niet meer”, reageert Mieke. Harbers: „Heb jij een nieuwe stoel nodig? Zo niet, dan mag deze folder op de stapel die je weg wilt gooien.”

De docent laat Daan een folder van een elektronicagigant zien. Daan wijst naar de oudpapierstapel: „Ik heb geen tv nodig, want ik kijk nooit tv.”

Harbers maakt een pakket open en houdt het boek ”Van zendelingen, pausen en keizers” omhoog. Hij denkt hardop: „Vreemd, ik had een ander boek besteld.”

Enkele kledingfolders dreigen bij het oud papier te belanden. „Dat zou ik niet doen, want je weet niet of anderen ze nog willen lezen”, adviseert Martin. Harbers geeft hem gelijk. „Waar laten we deze folders dan?” „In de leesmand.”

Rekening

Harbers beperkt zich in zijn les niet tot het uitzoeken van de post. Hij zet een stapel postbakjes op tafel. De bakjes hebben opschriften als ”Nog betalen”, ”Betaald”, ”Korting” en ”Dokter”. Hij herinnert de leerlingen aan het foutief verstuurde boek. „Wat moet je doen als je zo’n pakketje krijgt?” „Terugsturen”, is het antwoord. „Wat doe je dan eerst?” wil Harbers weten. „Juist, eerst bellen en zeggen: „Ik heb een verkeerd boek toegestuurd gekregen. Hoe lossen we dit op?””

Rekeningen moet je betalen, legt Harbers uit. Hij wijst op het bakje ”Nog betalen”. „Als je vergeet te betalen, krijg je een nieuwe rekening die hoger is dan de eerste.”

De jongeren laten merken dat ze weten hoe je rekeningen betaalt, via de computer met een digipas. Harbers: „Na het betalen doe je de rekening in het laatje ”Betaald”. Passen daar de rekeningen van een heel jaar in?” Julian: „Nee, die kun je in een map doen.”

Na een halfuur zet Harbers een punt achter de les. „Zo, jullie mogen aan het werk.” Dat laten de leerlingen zich geen twee keer zeggen. Julian gaat het lokaal van zijn groep stofzuigen, terwijl Martin de kooi van de parkiet onder handen neemt. Mieke zit in de lief-en-leedcommissie. Ze gaat een kaart maken voor Naline, die gisteren aan haar knie is geopereerd.

Goede vakje

Het onderwijs op de Rehobothschool krijgt regelmatig handen en voeten. Iedere dag staat er wel een praktisch vak op het rooster. Ook voor de leerlingen van het voortgezet speciaal onderwijs. Terwijl de ene groep zich over postvraagstukken buigt, zijn andere leerlingen bezig met vakken zoals arbeidstraining of koken.

In het lokaal waar arbeidstraining wordt gegeven, sorteert Adriaan gekleurde staafjes. „Ik moet kleur bij kleur leggen, in het goede vakje”, legt hij uit. Louwrens neemt een stapel bankbiljetten onder handen. Na tweeënhalve minuut liggen de 65 biljetten op de juiste plek. Mathilde sorteert sleutels, Marita doet hetzelfde met kleurpotloden.

Bakmeel

Pepernoten maken lijkt voor niemand een straf. Enthousiast gaan de leerlingen in tweetallen aan de slag. Niet lukraak, maar gestructureerd. „Heb je je handen aan de theedoek of een handdoek afgedroogd”, vraagt leerkracht Truus Verweij. Iedere groep weegt, onder begeleiding, 100 gram bakmeel af, voegt de juiste ingrediënten toe en kneedt het deeg. Even later komen er heerlijke geuren uit de zes ovens.

„De leerlingen krijgen tijdens deze lessen niet alleen kook- en baktechnieken onder de knie”, vertelt onderwijsassistent Karen van Veldhuizen. „Ze leren ook samenwerken en problemen oplossen. Soms eten we pannenkoeken met elkaar. Dan komen bijvoorbeeld tafelmanieren aan de orde.”

Als de pepernoten uit de oven komen, verdwijnen ze in de broodtrommels van de leerlingen. Anne-Lize is niet van plan ze tijdens de rit naar huis allemaal op te eten. „Mijn kleine zusje Emmaly lust ze ook graag.”

Hardop bidden voor het eten

Wat doe je als je ’s avonds naar bed gaat? Zing je ”Ik ga slapen, ik ben moe”? of bid je hardop? Leerlingen van de Rehobothschool in Barneveld praten hierover tijdens het vak woontraining.

In de lessen komen niet alleen praktische vaardigheden zoals het sorteren van de post of het opmaken van een bed aan de orde. Er wordt ook aandacht besteed aan het leven met de Heere in de praktijk van elke dag. „Een van mijn leerlingen kan het ”Onze Vader” bidden. Dat mag hij af en toe hardop doen bij het middageten”, vertelt leerkracht Marianne van Essen. Collega Gerald Harbers vult aan: „Een christelijke levenshouding komt op veel momenten aan bod, bijvoorbeeld als er tussen de post een folder zit met gewelddadige spellen.”

De Rehobothschool volgt in grote lijnen het door de Eben-Haëzerschool in Kapelle ontwikkelde woonprogramma ”Zówonik” (zie ook ”Aandacht voor het leven van alledag”) Onderwijsassistent Heleen Westerlaken: „Iedere leerling van het voorgezet speciaal onderwijs krijgt bij ons een portfolio. Daarin zitten certificaten waarop staat wat hij geleerd heeft. Dit kan variëren van het zetten van koffie tot het plannen van een vrije zaterdag.”

Het is belangrijk om aan te sluiten bij het niveau van elke leerling. Van Essen: „In mijn groep zitten jongeren met een meervoudige beperking. Ik richt mij vooral op basale vaardigheden. We behandelen meestal één onderwerp tegelijk, bijvoorbeeld het opvouwen van een pyjama. Het kan nodig zijn om daar enkele lessen aan te besteden.”

Harbers: „Bij mijn leerlingen lukt het meestal wel om in één les diverse onderwerpen te behandelen, bijvoorbeeld het opstaan, bed opmaken, wassen en aankleden.”

Stofzuigen

Voor de lessen woontraining maken de docenten gebruik van het inpandige appartement. Beiden splitsen hun groep meestal in tweeën. Van Essen: „Ik geef bijvoorbeeld vier leerlingen een les over het opmaken van het bed. De andere helft van de klas is dan met de onderwijsassistent de naastgelegen ruimte was aan het opvouwen.”

Leerlingen krijgen ook andere werkzaamheden te doen, zoals het stofzuigen van het leslokaal of het afnemen van tafels. Westerlaken: „Daarbij schenken we aandacht aan het structureren van het werk. Waar begin je en hoe zorg je dat je alle hoekjes meeneemt?”

Harbers: „Naast het aanleren van praktische vaardigheden letten we op de werkhouding. Wat gebeurt er als we iemand zelf laten bedenken wat hij nodig heeft om het toilet schoon te maken? Maakt hij het bespreekbaar wanneer hij hiermee vastloopt?”

Wat zijn belangrijke doelen in de methode? Westerlaken: „Zelfstandigheid en zelfverzorging.” Harbers: „Gezond leven.” Van Essen: „Bewustwording en verantwoordelijkheid.”

Moeder

In hoeverre krijgt het geleerde thuis een vervolg? Westerlaken: „Ik zeg weleens tegen leerlingen: „Het is leuk dat jullie moeder zo veel doet, maar misschien blijven jullie niet altijd thuiswonen.” Harbers: „Leerlingen vinden het soms lastig om het geleerde elders toe te passen, omdat de omgeving anders is.” Van Essen: „’s Morgen vroeg hun bed gladtrekken kost leerlingen vaak veel tijd, terwijl ze op tijd de deur uit moeten. Moeders kunnen dit nu eenmaal sneller.”

Waar worden de leerkrachten blij van? Westerlaken: „Ik geef veel kooklessen. Het is prachtig wanneer een leerling vertelt dat hij thuis pannenkoeken heeft gebakken.” Harbers: „Wanneer iemand zelfstandig de badkamer schoonmaakt of positieve verhalen over zijn stage vertelt.” Van Essen: „Ik geniet van kleine dingen, bijvoorbeeld dat het een leerling lukt zonder knoeien tandpasta op zijn tandenborstel te doen.” Harbers: „Onlangs zei een ouder: „Mijn kind vroeg iets over internetbankieren. Komt dat bij u vandaan?” Het is prachtig om het blikveld van jongeren te helpen vergroten.”

Aandacht voor het leven van alledag

André Boeder geldt als geestelijk vader van ”Zówonik”. Aan de hand van deze methode wordt het vak woontraining gegeven in de bovenbouw van diverse scholen voor voortgezet speciaal onderwijs. Boeder werkt sinds 2001 op de Eben-Haëzerschool voor voorgezet speciaal onderwijs in het Zeeuwse Kapelle. Het viel hem destijds op dat veel lessen gericht waren op arbeid. „Met de intentie om van jongens bijvoorbeeld een timmerman in de dop te maken. Maar veel leerlingen worden nooit timmerman. Daar komt bij dat zij het vak dat ze gaan uitoefenen vooral leren tijdens hun stage.”

Sowieso bevredigde de lesinhoud Boeder niet. Hij miste aandacht voor wonen en ontspanning. „We zijn daarom met lessen woontraining begonnen. Daaruit is de methode ontstaan.”

In ”Zówonik” komen het leven van alledag en bijzondere situaties aan bod. De methode is onderverdeeld in tien mappen. Daarin komt achtereenvolgens aan de orde: de zondag, de ochtend en middag van een werkdag, de avond van een werkdag, de zaterdag, lief en leed, een vakantiedag, een schoonmaakdag, ziekte, een calamiteitendag en een klusdag. Tijdens de theorielessen die gedurende twee jaar worden gegeven, komen tal van zaken langs. Van het krijgen van huisbezoek, het kwijtraken van sleutels, de planning van een vrije avond, een overlijden tot het hebben van heimwee tijdens de vakantie.

In het derde jaar brengen de leerlingen het geleerde in de praktijk. De Eben-Haëzerschool koos er bewust voor om het praktijkgedeelte niet binnen de schoolmuren, maar in een woonvoorziening te doen. Boeder: „Dat benadert de werkelijkheid het beste. Wij hebben een overeenkomst met Siloah gesloten. Voor de woonstage van de leerlingen kunnen we terecht in woonlocatie De Boog in ’s-Gravenpolder. Siloah kan gebruikmaken van onze expertise. Zo woonden medewerkers van De Boog op onze school een dagopening en een Bijbelles bij.”

Elke leerling logeert in het derde leerjaar, met instemming van de ouders, een nachtje in De Boog. „We vinden het goed dat een jongere een keer elders slaapt. Wie weet gaat hij vaker een nachtje van huis. ”Zówonik” is mede bedoeld om de jongeren en hun ouders tijdig te laten nadenken over de toekomst. Het is niet fijn als er halsoverkop een woonplek voor iemand gezocht moet worden, bijvoorbeeld omdat een van de ouders overlijdt.

Na het afronden van de theorielessen en het praktijkgedeelte vullen we voor elke leerling een woonvaardighedenlijst in. Deze lijst geeft aan in hoeverre iemand (begeleid) zelfstandig kan wonen. In veel gevallen blijven jongeren nog een tijdje thuis wonen. Wij stimuleren ouders om het geleerde thuis te blijven oefenen en hun kind zo mogelijk meer verantwoordelijkheden te geven. We pleiten er ook voor om een logeertraject te starten.”

De gekozen aanpak brengt mensen in beweging: „Ik ken ouders die de zolder verbouwden om hun zoon een eigen woonplek te geven. Anderen lieten een mantelzorgwoning in hun tuin zetten waar hun dochter binnenkort gaat wonen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer