„Pessimisme over Nederland neemt af”
De goede economische vooruitzichten en de dalende werkloosheid hebben de bevolking over het algemeen wat minder pessimistisch gemaakt. Toch is de meerderheid ervan nog altijd negatief gestemd, blijkt uit een peiling door het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP).
37 procent vindt nu dat het de goede kant op gaat met het land; vorig kwartaal was dat nog 28 procent. Daartegenover staat dat 53 procent vindt dat we met zijn allen de verkeerde kant op gaan, tegen 61 procent in het derde kwartaal. De pessimisten maken zich zorgen over de verruwing van de omgangsvormen, vluchtelingen en de gezondheidszorg. Sommige ondervraagden zeiden het idee te hebben dat „Nederland Nederland niet meer is”.
Het SCP peilt elk kwartaal met enquêtes en meer uitgebreide vraaggesprekken wat leeft onder burgers. Al sinds 2014 worden Nederlanders positiever over de economie en die ontwikkeling zette dit kwartaal door. Ook het oordeel ten aanzien van de politiek is de laatste tijd wat milder.
Afgelopen zomer was er, waarschijnlijk door het nieuws over negatieve gevolgen van de brexit, tevens sprake van een opleving van de steun voor de Europese Unie. Maar daarvan is dit kwartaal weinig meer te zien. De steun voor de stelling dat het EU-lidmaatschap een goede zaak is, is weer terug op het oude niveau van 39 procent.
Opmerkelijk is verder dat veel mensen de overgang van fossiele naar duurzame energie geen urgent vraagstuk vinden, zo constateren de onderzoekers. „Slechts 2 procent van de bevolking noemt spontaan woorden als ‘klimaat’, ‘(groene) energie’ of ‘duurzaam’ als gevraagd wordt naar de grootste maatschappelijke problemen.”
Ruwweg de helft van de mensen vindt wel dat Nederland sneller het gebruik van fossiele brandstoffen moet verminderen. Maar burgers koppelen de noodzaak voor die energietransitie niet direct aan de opwarming van de aarde. Desgevraagd vindt 41 procent wel dat overtuigend is aangetoond dat het gebruik van fossiele brandstoffen grote invloed heeft op het klimaat, 19 procent was het daarmee oneens en 41 procent reageerde neutraal of wist het niet.