Kamerlid dat bijdroeg aan gedegen besluitvorming verdient lof
Wat heeft u de afgelopen jaren bereikt? Bent u tevreden met wat u voor elkaar hebt gekregen? De media te woord staan over het ophanden zijnde einde van de parlementaire loopbaan zal voor veel Kamerleden voelen als een laatste examen dat moet worden afgelegd.
Van de 150 kandidaten die in 2012 werden gekozen tot Tweede Kamerlid zijn er straks ruim 60 niet herkiesbaar. Zo’n dertig van hen hebben het Binnenhof inmiddels al verlaten, anderen doen dat na de komende verkiezingen. Voorstelbaar is dat nogal wat van deze afzwaaiers zich lichtelijk ontmoedigd voelen om hun verdiensten desgevraagd nog één keer voor het voetlicht te brengen. Ruim 40 procent van de kiezers laat bij opinieonderzoeken immers steevast weten niet zo veel tot helemaal geen vertrouwen te hebben in de volksvertegenwoordiging. Ongeveer een derde is chronisch cynisch en reageert instemmend op stellingen zoals: Kamerlid word je eerder door je politieke vrienden dan op grond van wat je kunt.
Het gewaar worden van dat cynisme kan een scheidend Kamerlid algauw doen verzuchten: „Ach, laat ook maar.”
Een vertrekkend Kamerlid dat zijn verdiensten niet meteen kan samenvatten in fraaie oneliners staat al snel te boek als zwak. Enige terughoudendheid bij het geven van negatieve beoordelingen is echter gepast. Neem de zorg- en justitiewoordvoerders van de coalitiepartijen VVD en PvdA. De bewindslieden op ‘hun’ beleidsterreinen stonden voor de taak grote veranderingen door te voeren. Vanwege hun voortvarendheid oogstten zij daarbij aanvankelijk de nodige lof. Binnen het nationale politiekorps begon het echter te rommelen. Het beleid om ouderen minder gauw toegang te geven tot verpleeghuizen maakte niet dat de zorg in deze instellingen met sprongen verbeterd is.
Zijn de Kamerleden die over deze beleidsterreinen gingen daaraan mede debet? Zolang het definitieve oordeel over deze ingrijpende stelselherzieningen nog niet is gegeven, is dat een complexe vraag.
Een meer principiële kanttekening bij het beoordelen van de vertrekkers is dat een goed Kamerlid meer is dan de verlengde arm van de kiezer en altijd moet doen wat deze wil. Zo’n opvatting getuigt van een nogal volkse invulling van het begrip representatieve democratie. Een goede volksvertegenwoordiger raadpleegt de kiezer en zoekt het overleg, zeker. Maar net zoals een goede advocaat trekt ook een goed Kamerlid op basis van zijn eigen expertise en proceservaring af en toe zijn eigen plan.
Om zijn werk te kunnen doen, is het soms nodig dat een Kamerlid de publiciteit zoekt of zijn achterban mobiliseert. Bijdragen aan een afgewogen besluitvorming vergt echter veel vaker: stukken lezen, nieuwe gezichtspunten aandragen tijdens de schriftelijke beraadslaging over kabinetsplannen en verbeter- voorstellen formuleren. Ja, dat gebeurt veelal in stilte, maar is daarmee niet minder relevant.
Bij het lezen of beluisteren van interviews met vertrekkende Kamerleden zij dan ook het volgende gezegd: ook de parlementariër die zich achter de schermen vol overgave stortte op het ambachtelijke, parlementaire handwerk verdient respect en lof.