Stel uit Westkapelle overleefde tsunami in 2004
Het Laguna Resort in het Thaise Khao Lak ligt er op zondagochtend 26 december 2004 schitterend bij. De ontbijtende Arie van de Plasse geniet van zijn uitzicht op de Indische Oceaan, maar het snel teruglopende water bezorgt hem een niet-pluisgevoel. Nog geen uur later verzwelgt een allesvernietigende vloedgolf het oord.
Op het moment van de tsunami is de lucht strakblauw, schijnt de zon en is het 33 graden. Met zijn vriendin Jacqueline van de Kreeke is de inwoner van Westkapelle, steenhouwer van beroep, op een nabijgelegen berg op groepssafari. „We waren net tien minuten aan het klimmen”, zegt Van de Kreeke, die werkt bij de gemeente Veere. „De eerste slangen en exotische insecten hadden we al gezien en ik keek inmiddels uit op een waterval.” Van de Plasse: „Ik was nog niet zover, had op vakantie mijn teen gebroken en liep achteraan. Ineens kwamen er allemaal mensen de berg op. Ze zagen eruit alsof ze uit een modderbad kwamen, hadden gras in hun haar. Sommigen huilden, gebaarden wild. De uitdrukking op het gezicht van de gids veranderde. „Een grote golf op de kust heeft alles vernietigd”, zei hij in het Engels.”
Tot Van de Kreeke dringt het nieuws maar moeilijk door, maar Van de Plasse haast zich naar beneden. Daar ziet hij een verschrikkelijk tafereel. „Tot aan de berg stond er water. De golf trok zich inmiddels terug, maar er dreef van alles: lichamen van mensen, daken van huizen, auto’s. De pick-uptrucks hingen boven in de palmbomen.” Met enkele Thai helpt de Westkapellenaar een aantal mensen uit het water. Sommigen blijken al overleden. Iedereen die het kan navertellen, wil zo snel mogelijk hoger de berg op.
Spookdorp
Later die dag arriveren er hulpverleners. Vanwege kans op een tweede tsunami moet iedereen op de berg blijven. Het elektriciteitsnet ligt eruit. Zodra het donker wordt, maken mensen vuur en steken kaarsen aan. Slapen doen de overlevenden op matjes die normaal over de ruggen van olifanten liggen. „Na het bezoek aan de waterval zouden we een olifantentocht maken”, zegt Van de Kreeke. „Die dieren waren helemaal van de leg. We hoorden van anderen dat de olifanten ineens als een speer naar boven renden. Degenen die erop zaten, moesten zich goed vasthouden. De dieren voelden aan dat er een tsunami kwam. Voor de passagiers bleek het hun redding.”
Rond middernacht sms’t het stel naar familie in Nederland dat ze veilig zijn. „Het was daar zes uur ’s avonds”, zegt Van de Plasse. Onze telefoons lagen in de kluis van het resort. Wij hadden er geen moment aan gedacht om hen in te lichten. Een Zweedse vrouw bood ons haar mobiel aan. „Als jullie familie thuis ziet wat er is gebeurd, zullen ze ongerust zijn”, zei ze. „Daar had ze gelijk in. Voordat het verlossende woord kwam, had onze familie de hele dag in de rats gezeten.”
De volgende dag wil het stel uit Westkapelle terug naar het resort. „We wilden onze spullen terug”, zegt Van de Kreeke. De rest van het safarigroepje denkt er net zo over. Rond een uur of vijf ’s morgens rijden ze tegen alle adviezen in met een busje naar Khao Lak, maar waar is het resort? Van de Plasse: „Sommige huizen, met name in de hoger gelegen delen, stonden nog deels overeind. Maar het resort was één grote zandplaat, alles was weg. Onvoorstelbaar. Het zou minstens een week hebben gekost om dat met bulldozer en shovel voor elkaar te krijgen. We passeerden een straat waar overal afgedekte lichamen lagen. Het was echt een spookdorp.”
Tweede golf
De meeste groepsleden willen vervolgens nog maar één ding: wegwezen. Van de Plasse en Van de Kreeke blijven echter liever. „We dachten te kunnen helpen”, zegt de Zeeuw. „We waren daarom uit het busje gestapt. Ineens ontstond er paniek. „Er komt weer een golf”, riep iemand. Een politieagent op een passerende pick-uptruck schreeuwde dat we moesten rennen voor ons leven en achterop moesten springen. Dat deden we zonder aarzelen. Ik trok nog gauw een Thais meisje mee. Eenmaal achterop bleken we op drie lichamen te zitten. Verschrikkelijk, maar we handelden uit een soort overlevingsdrift. We wilden zo snel mogelijk weg.” Van de Kreeke: „Gelukkig bleef de tweede golf uit, maar we dachten dat ons laatste uur had geslagen. Ik denk nog vaak aan dat moment terug.”
De politie brengt hen naar Thap Lamu. Daar worden ze opgevangen in een als crisiscentrum ingerichte boeddhistische tempel. „In tegenstelling tot veel anderen waren we niet gewond”, zegt Van de Plasse. Wij probeerden zo veel mogelijk anderen te helpen, soms door alleen maar te luisteren. Een huilende vrouw van achter in de 50 uit Stockholm wilde me even vasthouden. Ze was haar echtgenoot en twee dochters van 26 en 27 jaar oud kwijt. Een man zocht zijn vrouw en dochtertje. Een avond voor de ramp hadden we in een restaurant een Zweeds echtpaar gezien met vier kinderen. Alleen de man en een zoon bleken de tsunami te hebben overleefd. Opeens sprong iemand op m’n rug. Toen ik omkeek, zag ik een uitgelaten 12-jarig gehandicapt jongetje met wie ik in het zwembad bij het resort een paar keer een balspelletje had gedaan. Zijn moeder zei later dat hij al vaak naar ons had gevraagd. Het gezin had het gered doordat ze net een dagje met een gehuurde motor de bergen in waren gegaan.” In de tempel komen ze ook Rai weer tegen, een vrouw die de safaritrip verzorgde. De Thaise geeft het stel uit Westkapelle haar telefoonnummer.
Na drie dagen worden de Nederlanders naar Phuket gebracht. Op een terrein staan partytenten van ambassades. Van de Nederlandse ambassade krijgen ze een noodpaspoort. „Medewerkers schreven daar onze gegevens op en fotografeerden ons”, zegt Van de Kreeke. „Ook moesten we onze vingerafdrukken afgeven. Overal hingen foto’s van vermiste en gevonden mensen. Hoewel alles chaotisch verliep, zorgden de autoriteiten goed voor ons. We mochten zo veel eten en drinken als we wilden. Ook werd omgeroepen dat elke Thai met een auto bereid was mensen naar het vliegveld te brengen. Die gastvrijheid was indrukwekkend.”
Oliebollen
Nog diezelfde dag arriveren ze op het vliegveld van Phuket. Na de nodige uren wachten, worden ze door militairen met een Dakota –een propellervliegtuig– naar Bangkok gebracht. Op het vliegveld van de Thaise hoofdstad is een vleugel ingericht waar personeelsleden van ambassades zich bekommeren om tsunamislachtoffers. „Daar zagen we voor het eerst televisiebeelden en drong de volledige impact van de ramp tot ons door”, zegt Van de Kreeke. „Schattingen van het aantal doden en gewonden werden gemaakt. De golf, bij ons 18 meter hoog, bleek uiteindelijk te zijn neergeslagen op de kust van Zuid-Afrika. Vrijwel iedereen op het vliegveld was alles kwijtgeraakt. Sommigen hadden dringend medicijnen nodig.”
Ook in Bangkok hebben ze langdurig oponthoud, maar door een bijzondere ontmoeting kunnen ze er uiteindelijk weg. „Bij onze verzekeringsmaatschappij werd telkens de telefoon er opgegooid”, zegt Van de Plasse. „Plotseling vroeg iemand van de Nederlandse ambassade of ik uit Yerseke kwam. Zij bleek in Rilland-Bath te zijn geboren, zo’n 15 kilometer van mijn geboorteplaats. Zij regelde vliegtickets voor ons en we kregen van haar heerlijke oliebollen. ’s Nachts om twee uur vlogen we met een rechtstreekse vlucht naar Amsterdam.”
Op 31 december in de ochtend landt hun vliegtuig op Schiphol. Van de Plasse: „Familie haalde ons op met een busje. Toen ik Jacquelines vader zag, schrok ik. Hij leek in korte tijd jaren ouder geworden.”
Psychisch in de war
Het stel uit Westkapelle gaat na terugkomst in Nederland direct weer volledig aan het werk. Dat blijkt geen goed idee, want anderhalve week later dringt pas goed tot hen door wat ze hebben doorgemaakt. Van de Kreeke: „Een duidelijk signaal was dat ik een keer na het tanken niet meer op mijn pincode kon komen. De dokter was boos, omdat we haar advies in de wind hadden geslagen. Van haar mochten we tot de zomer maar halve dagen werken.”
Met de huisarts voeren beiden vele gesprekken. „Toen ze ons verhaal voor het eerst hoorde, moest ze zelf huilen”, zegt de Westkapelse. „Ze adviseerde ons wat we hadden meegemaakt zo veel mogelijk met anderen te delen.” Van de Plasse: „Een bedorven geur uit de biobak zul je gaan associëren met Khao Lak, voorspelde de dokter in het begin. Ze kreeg gelijk. Volgens haar is ons geluk dat we de vloedgolf zelf niet hebben gezien, anders hadden we psychisch volledig in de war in Emergis –een instelling voor geestelijke gezondheidszorg, BP– gezeten.”
Verwerking
Elk jaar gaan Van de Plasse en Van de Kreeke naar Khao Lak, behalve in 2006. „In dat jaar werd onze dochter Rai geboren”, zegt Van de Plasse. „We noemden haar naar de vrouw die twee jaar daarvoor zo’n indruk op ons had gemaakt. Nog steeds hebben we veel contact met haar.” Tijdens ieder bezoek aan Thailand neemt het stel geld en spullen mee; aanvankelijk voor de plaatselijke bevolking, later voor de lokale organisatie Home & Life. Die zorgt ervoor dat kinderen die door de tsunami wees zijn geworden onderwijs kunnen volgen. Van de Kreeke: „Het is voor ons een vorm van verwerking. We willen graag iets terugdoen.”
Van de Plasse: „De eerste keer dat we teruggingen, was het moeilijkst. Met nabestaanden bezocht ik een herdenkingsdienst op het strand. Ik ging toen eerder terug naar het hotel vanwege hoofdpijn. Het werd me allemaal te veel: alle gebeurtenissen van het jaar daarvoor kwamen terug. Jacqueline ging wijselijk niet mee. Pas sinds drie jaar voelt ons bezoek aan Thailand weer echt als vakantie.”
Twaalf jaar na de tsunami is Khao Lak weer opgebouwd. Nieuwe resorts herrezen op de plaats waar de oude door de golven werden verzwolgen. Kinderen die in 2004 klein waren, zijn inmiddels volwassen. Getraumatiseerde mensen zie je zo voor het oog niet in Thailand, aldus Van de Plasse. „Niemand zit bij de pakken neer. Maar als je doorvraagt, hoor je wel veel trieste verhalen.”
Loterij
Het paar uit Westkapelle ziet hun overleven van de tsunami als puur geluk. „Vanwege mijn gebroken teen zag ik die safari niet zo zitten”, zegt Van de Plasse. „Jacqueline had me de avond ervoor overgehaald. Om kwart over negen boekten we pas. Een half etmaal later vertrokken we bij het resort en om 9.50 uur was de tsunami. Ik zei tegen de dokter dat ik me soms schuldig voel dat wij zo veel geluk hebben gehad. „Arie”, zei de huisarts. „Stop met nadenken en filosoferen daarover. Het heeft zo moeten zijn.” Eens grapte ik tegen Jacqueline: „Ooit win ik de loterij.” Later zei ze tegen mij: „Op 26 december 2004 heb je gelijk gekregen.””