Koopkracht in de min voor modale eenverdiener
Voor de meeste Nederlanders laat het loonstrookje volgend jaar nog een plusje zien, maar die is wel kleiner dan op Prinsjesdag nog werd verwacht.
Dat komt doordat het kabinet toen nog dacht dat de zorgpremies niet zoveel zouden stijgen, aldus minister Asscher (Sociale Zaken) donderdagmiddag in een toelichting op de koopkrachtplaatjes voor 2017.
Gemiddeld zien Nederlanders hun inkomen komend jaar met 0,7 procent stijgen. Ter vergelijking: in september ging het kabinet nog uit van een koopkrachtplus van zo’n 1 procent.
Huishoudens met een lager inkomen profiteren meer dan andere huishoudens, stelt het kabinet. Dat komt onder meer omdat de huurtoeslag, de zorgtoeslag, het kindgebonden budget en de kinderopvangtoeslag stijgen.
Afhankelijk van de vraag of het gezinsinkomen door één of door beide partners samen is verdiend, blijft er echter alsnog sprake van opmerkelijke verschillen. Zo zien eenverdienerhuishoudens met een modaal inkomen (circa 36.000 euro bruto) hun koopkracht in 2017 met 0,4 procent dalen, terwijl tweeverdieners met een huishoudinkomen van 90.000 er 0,2 procent op vooruit gaan. Dat komt doordat heffingskortingen –die tweeverdieners dubbel ontvangen– worden verhoogd en de kinderopvangtoeslag stijgt.
Een poging van de ChristenUnie om met de miljardenmeevaller die het kabinet onlangs presenteerde met name modale eenverdieners tegemoet te komen via een verruimde toegang tot de zorgtoeslag, strandde donderdag in de Tweede Kamer. De partij kreeg alleen steun van GroenLinks, 50Plus, de PvdD en Kuzu/Ozturk. Minister Dijsselbloem had al aangegeven niets in het CU-voorstel te zien omdat het „een stap terug zou zijn in de begrotingsdiscipline.” Liever gebruikt de bewindsman de meevaller om af te lossen op de staatsschuld.
Ook gepensioneerden met een hoger vermogen of aanvullend pensioen gaan er op achteruit. Het kabinet stelt dat opgeteld 18 procent van alle huishoudens geen groei van hun koopkracht zal ervaren. De rest gaat er wel op vooruit. Zo stijgt de koopkracht van ouderen met 0,5 procent door een verhoging van de ouderenkorting en de AOW.