Historie stoomtram Wijk-Langbroek-Doorn herleeft in monument
Een monument in de binnenstad van Wijk bij Duurstede houdt vanaf vandaag de herinnering levend aan de stoomtram die een eeuw geleden tussen Wijk, Langbroek en Doorn reed.
Vanuit Cothen en Langbroek werd de stoomtram gebruikt voor het vervoer van meel en graan. De lijn liep naar Driebergen. „Kersenbazen waren blij dat via die route de weg openlag naar nieuwe afzetgebieden. Den Haag bijvoorbeeld. Hagenezen konden een dag nadat de kersen in Wijk en Cothen geplukt waren, er al van genieten”, aldus Wim van Amerongen, inwoner van Wijk.
In 1885 werd de eerste tram met een groot feest in Wijk verwelkomd. In 1931 had de laatste rit plaats. De tramlijn bleek niet rendabel; de opkomst van het snellere en comfortabelere busvervoer maakte de tram overbodig.
In zijn vorig jaar verschenen boek ”Het buiten van Wijk” beschrijft journalist Van Amerongen de geschiedenis van de stoomtram. Die maakte voor Wijkenaren en Langbroekers plaatsen als Zeist en Utrecht beter bereikbaar. Van Amerongen is ook initiatiefnemer van de plaatsing van het gedenkteken waarin originele spoorstaven van het ”Wijkse lijntje” zijn verwerkt.
Driehoeken
Het monument in Wijk staat op de plek waar de machinist de locomotief moest keren. ”Driehoeken”, heet dat, omdat de verschillende sporen een driehoek vormen. Het vandaag onthulde monument heeft dan ook die vorm. Originele tramrails zijn in een driehoek in het trottoir verwerkt. Van Amerongen vond tijdens het onderzoek voor zijn boek de 130 jaar oude spoorstaven ; ze werden als heiningpalen gebruikt langs de dijk bij de inundatiesluis.
Eén tramrail staat rechtop in de grond, met een klein informatiebord en een foto van de stoomtram. Op dezelfde plek waar de opname rond 1930 is gemaakt. Voor zijn boek spoorde Van Amerongen ook hoogbejaarde inwoners op die over de stoomtram konden vertellen. Een dochter van een fietsenmaker in Wijk: „Zelf heb ik een paar keer in de tram gezeten.”
De op- en neergang van de stoomtram vormt één hoofdstuk van ”Het buiten van Wijk”. Van Amerongen schrijft verder onder meer over de bouw van de Prinses Irenesluis en de aanleg van het Amsterdam-Rijnkanaal tussen 1935 en 1952, oude beroepen, de grootste stroper uit de regio, het boerenleven en jachtpartijen van de adel, vaak met prins Bernhard als gastschutter.
„Het buitengebied van Wijk bij Duurstede, Cothen en Langbroek zit vol verhalen”, zegt de journalist, die ook de verschillen tussen Nederlangbroek en Overlangbroek belicht. Die zijn voor een belangrijk deel gestoeld op de beleving van het geloof. Alleen al tussen hervormden onderling is er een groot verschil. „In Nederlangbroek behoudend, in Overlangbroek een stuk makkelijker”, aldus Kees Marchal, van 1970 tot 1994 SGP-raadslid in de nog niet gefuseerde gemeente Langbroek. In die tijd was hij bovendien bijna twintig jaar wethouder.
Boerenherberg
Ook de verdwenen griendcultuur langs de Langbroekerwetering komt aan de orde. De drassige graslanden leverden wilgentenen, die als verpakkingsmateriaal werden verhandeld, en hakhout. Bijkomend voordeel voor de adel was dat zich in de grienden veel klein en groot wild schuilhield.
Op de gevel van boerenherberg De Steenen Brug in Nederlangbroek prijkte een bord met daarop de tekst ”Gesloten tusschen zaterdagavond 6 uur en maandagmorgen 8 uur”. Het pand is in 1989 door brand verwoest en in 2012 herbouwd. Eigenaar Gart van der Zand is volgens Van Amerongen nog niet vergeten. „Vraag Langbroekers de weg en de kans is groot dat ze zeggen dat je bij Gart van der Zand linksaf, rechtsaf of rechtdoor moet.”