Prof. J. van Bruggen: een heer in het Wilhelminapark
Het voorname Wilhelminapark in Apeldoorn ligt prachtig in de winterzon. Aan de overkant van de vijver bevindt zich de Theologische Universiteit Apeldoorn. In een appartementengebouw woont prof. dr. J. van Bruggen. De voordeur zit, onder een luifel op vier zuilen, aan de achterkant. Ongezien binnenkomen is er hier niet bij.
Prof. Van Bruggen is 80 jaar, is nog altijd recht van lijf en leden, gezond voor zover hij weet, nog even scherp van gedachten als altijd en nog steeds een heer. Ook thuis ontvangt hij bezoek in colbert, met stropdas. De nieuwtestamenticus houdt van stijl, heeft zijn manieren. Hij is een punctueel mens.
Wat zoekt iemand die bijna zijn halve leven hoogleraar was aan de Theologische Universiteit te Kampen na zijn emeritaat opeens in Apeldoorn?
„We hebben 35 jaar in Kampen gewoond. Dat was toen voor een hoogleraar een verplichting, in de universiteitsstad wonen, hoewel we dat nooit als een verplichting hebben ervaren, want het leven in Kampen was goed. Bij mijn emeritaat, in 2001, dacht ik dat het verstandiger zou zijn om ergens anders te gaan wonen, om niemand voor de voeten te lopen. Mijn grootouders hadden in Apeldoorn gewoond. Mijn beide ouders waren uit Apeldoorn afkomstig. Dit appartementengebouw kwam juist gereed. De vrijgemaakte kerk staat aan de overkant van het park. Zo’n 100 meter verderop bevindt zich de bibliotheek van de TUA. Die bibliotheek was wel van belang voor iemand die bij zijn emeritaat een groot deel van zijn eigen bibliotheek had moeten wegdoen. De verhuizing naar Apeldoorn was al met al geen programmatische keuze, maar wel een goede leiding in ons leven. Mag ik het zo samenvatten.”
Deftige buurt hier!
„Dat is geen woord dat voorkomt in mijn vocabulaire. Het is wel goed wonen hier. De eekhoorntjes spelen in de bomen achter het huis. De boomklevertjes klimmen zomaar tegen het gebouw omhoog. De vogels hoor je buiten fluiten. Hoe wonderbaarlijk heeft God dat alles gemaakt. Zo’n eekhoorn, hoe wendbaar die is. Zo’n boomklever, die verticaal omhoogloopt. Onbegrijpelijk hoe mensen nog in een evolutietheorie kunnen geloven. Dat denk ik ook altijd als ik in het Amsterdamse Concertgebouw de schitterendste muziek hoor. Hoe kan zoiets moois uit een oerknal voortkomen?”
Prof. Van Bruggen houdt van muziek, of, zoals hij zegt, van alle muziek die mooi is. „Veel klassieke muziek is mooi, Bach, Vivaldi, Händel, maar moderne muziek kan ook erg mooi zijn. Arvo Pärt vind ik een geweldige componist van sacrale muziek. Je moet Pärt alleen niet met Bach vergelijken. Dan trekken we de dingen scheef. Iedere componist staat in zijn eigen rechten. In de theologie moet je Luther ook niet vergelijken met Calvijn. Waarom zouden we dat doen? Luther leefde echt niet vanuit de gedachte: Hoe onderscheid ik mij van Calvijn? Je werpt vals licht op de werkelijkheid als je mensen met elkaar wilt vergelijken.”
Jakob van Bruggen werd geboren in Tweede Exloërmond, in Drenthe, bij het dorp Odoorn. Over zijn ouderlijk gezin zegt hij: „Het was een goed nest, een veilige omgeving om op te kunnen groeien. Vader was dominee in het dorp. Daarna woonden we in Wormerveer aan de Zaan, vervolgens vele jaren in Assen. Ik ben dus geboren en getogen in Drenthe en tussendoor heb ik in de Zaanstreek het aap-noot-mies geleerd.”
Wat herinnert u zich van de Tweede Wereldoorlog?
„Uit de eerste jaren niet veel meer dan lawaai van bombardementen, schijnwerpers in de nacht, voedsel dat zo schaars was dat moeder ook het loof van de worteltjes kookte en opdiende. Uit de latere jaren in Assen herinner ik mij de aanwezigheid van Duitsers in onze buurt, logerende onderduikers in huis en rood-wit-blauwe vlaggen op de dag dat de tanks van de Canadezen Assen binnenreden.”
En toen kwam opeens, in 1944, de Vrijmaking, ofwel: de scheuring. Midden in een wereldoorlog scheurt ook nog eens een kerk.
„Ik herinner me uit die tijd alleen maar de tranen bij vader en moeder. Ik was acht jaar. Wist ik veel wat veronderstelde wedergeboorte was. Tranen en verdriet. Dat zijn de herinneringen. Zo diep grijpt kennelijk een kerkscheuring in. Vader ging aanvankelijk niet met de Vrijmaking mee. Later vond hij het toch onhoudbaar om te blijven. Met trage voeten is hij toen toch meegegaan.”
In 1967 ontstonden uit de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt de Nederlands Gereformeerde Kerken. Weer een scheuring.
„Toen was het ónze beurt om verdrietig te zijn, om tranen te schreien. Wie wil zoiets, een kerkscheuring? Nee, dat is niet goed gezegd. Het overkómt je. Zoiets heb je niet in de hand. Waarom zouden we de vreugdevolle dingen uit de hand des Heeren aanvaarden en niet Zijn tuchtigingen? God schrijft Zelf het script van de geschiedenis, ook al kunnen we dat script soms maar moeilijk lezen. Daar hebben wij onder te buigen. De kerkgeschiedenis is niet zo maakbaar als wij zouden denken. Een andere vraag is of je als mensen bij een kerkscheuring ook je eigen verantwoordelijkheden hebt.”
U bent uit volle overtuiging gereformeerd vrijgemaakt.
„Daar ben ik niet trots op. Wel heb ik van harte het goede voor deze kerk gezocht. Maar de vraag is niet goed gesteld. Niemand heeft bij zijn geboorte voor de ene of andere kerk gekozen. Aan niemand wordt bij de geboorte gevraagd of hij rooms-katholiek, Russisch-orthodox of oud gereformeerd wil zijn. Je kunt ook niet zeggen dat je liever andere ouders zou hebben gehad. Het is de mens niet gegeven om zijn eigen kerk uit te kiezen. Die krijg je toegewezen. We zijn maar eenvoudige mensjes en we worden allemaal van Hogerhand ergens geplaatst. En die plaats heb ik getrouw willen innemen. Trouw zijn is hier het sleutelwoord. Ontrouw is een ziekte van onze tijd.”
In de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt is veel aan de hand. Er is veel wat verandert.
„Dat is op dit moment van meer kerken te zeggen, nietwaar? Veel is aan het schuiven, maar ik wil voor mezelf voorkomen dat deze dingen gaan afleiden van de kern van de zaak. Dat zou vervalsing van het perspectief zijn.”
En die kern van de zaak is…?
„Strijdt om in te gaan.”
U lijkt niet toeschietelijk om over uw kerk te spreken?
„Moeten we daar echt zo lang over praten? Dat wordt al zo veel gedaan. De kerk heeft een geweldige impact in het leven, is niet weg te denken. Niemand heeft de sleutel voor een rustig kerkelijk leven. We voelen allemaal dezelfde pijn, van welke kerk we ook zijn. We lopen allemaal tegen dezelfde ontwikkelingen aan. Bij de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt worden die nu eenmaal sneller zichtbaar dan bij de Gereformeerde Gemeenten. Vrijgemaakten zijn extraverte mensen. Een veenbrand elders is bij ons algauw een uitslaande brand. Pas bij het sterven wordt het eenvoudiger om zulke dingen in het juiste perspectief te zien. Dan zal blijken of er iets overschiet van het ene nodige dat gekend moet worden voor de eeuwigheid. Dan blijft er ook geen kerk meer over, geen Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, geen Gereformeerde Gemeenten, alleen nog een gemeente die de Zoon van God Zich uit het ganse menselijk geslacht tot het eeuwige leven heeft uitverkoren.”
Prof. Van Bruggen heeft zo’n dertig boeken geschreven, over Bijbelvertalen, de doop, over pastoraat en de meeste over het Nieuwe Testament. „Het hoorde bij mijn taak, bij mijn opdracht, om als hoogleraar nuttig te zijn. Die gaven heb ik gekregen, ik werd er zelf soms door gevoed. Mensen vinden dat het „leuk” moet zijn in het leven. Maar dat is geen term die bij mij past. Het ging er meer om: wat kan ik betekenen voor het Evangelie in Nederland? En hoe kan ik de Heere liefhebben boven alles en mijn naaste als mezelf? Voor mij hoort schrijven wel bij „de toegenegenheid des harten”, zoals de oudvaders het zeiden.”
U bent predikant, theoloog, wetenschapper. Had u ook als evangelist op de markt kunnen staan?
„Wetenschapper? Wat een hoogmoed spreekt daaruit. Ik ben een dominee die het mooi vindt om te preken, om daarmee de gemeenten te dienen. Ik voel mij geen wetenschapper. Wel ben ik graag wetenschappelijk bezig, maar dat is wat anders. Mijn vader stond wel op een zeepkist op de markt in Assen. Daar stond ik naast, als jongen van een jaar of dertien. Als mijn vader ergens mogelijkheden zag om het Evangelie uit te dragen, dan zou hij dat niet laten. Het heeft me geleerd om de mogelijkheden die je worden gegeven, te benutten. Maar die zijn niet voor iedereen dezelfde.”
Is het voor iemand die op universitair niveau theologie bedrijft, moeilijker om als een kindeke te geloven dan voor een boer op het veld?
„Er zijn boeren die niets geloven en er zijn wetenschappers die alles geloven wat in de Bijbel staat. Het is dus niet gemakkelijker om ergens in een weiland te geloven dan achter je pc of in de collegezaal. Het is voor een nietig mens per definitie moeilijk om te geloven. Elke mens heeft een diepe onwil in zich om zich aan God over te geven. Dat is van alle tijden. We hebben allemaal wedergeboorte nodig. Niemand mag hier wegschuilen. Dat is een te gemakkelijk excuus. Wegschuilen zit in onze natuur, maar dat kan de Heere door genade overwinnen.”
In 2001 werd u onderscheiden als ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Wat doet zoiets met u?
„Niet veel. Ik wilde dat helemaal niet. Zo’n onderscheiding verdient bijvoorbeeld een vrouw die vijftien jaar lang voor haar bedlegerige man zorgt. Ik was gezond, kreeg er de gaven voor, had alleen maar mijn best gedaan, had geen enkele bijzondere verdienste voor de natie verricht. Toen de burgemeester van Kampen mij dat lintje opspeldde, kon ik er niet eens spontaan op reageren.”
Peinzend: „Ik had een broer die na zijn geboorte een hersenbloeding kreeg en zijn hele leven van 73 lange jaren totale verzorging nodig had. Die heeft geen lintje gekregen. Waarom ik wel? Ik heb gewoon gedaan wat ik moest doen, en voor gewone dingen hoeft niemand onderscheiden te worden. Die onderscheiding draag ik bijna nooit. Mijn vrouw moet weleens zeggen dat ik ’m bij bepaalde gelegenheden toch maar beter op kan doen. Waarmee ik geen enkele blaam leg op mensen die wél blij zijn met een lintje. En zeker niet op hen die het vanwege bijzondere verdienste ontvingen.”
Wat doet u als u niet met theologie bezig bent?
„Ik speel graag piano, lees graag, literatuur en geschiedenis, maar heb geen hobby’s die mij laten bewegen of zo. Ook ben ik nu in Apeldoorn al vijftien jaar gids op Paleis Het Loo. Ik ben nu eenmaal graag bezig met de historie. Je kunt ook geen exegeet zijn, zonder van geschiedenis te houden, want een tekst heeft een jaartal en staat met twee voeten in de geschiedenis.”
En bij Paleis Het Loo noemen ze u allemaal Jaap?
„Maar natuurlijk. Ik heet Jakob, alleen, niet als dominee, niet als hoogleraar. Als ambtsdrager ben ik vertegenwoordiger van het Goddelijk Woord. Als ik preek, ben ik Verbi Divini Minister. Een rechter doet uitspraak. Een dominee preekt. En Jakob doet de tuin.”
Levensloop Jakob van Bruggen
Jakob van Bruggen werd op 23 september 1936 geboren in het Drentse Odoorn, als zoon van een gereformeerd predikant. In 1960 werd hij zelf predikant in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. Eerst diende hij de kerk te Ruinerwold/Koekange, daarna die van Daarlerveen. In 1967 werd Van Bruggen hoogleraar Nieuwe Testament aan de Theologische Universiteit te Kampen (Broederweg). Hij was initiatiefnemer van de serie ”Commentaar Nieuwe Testament”, die in 2010 werd voltooid. In 2001 nam prof. Van Bruggen afscheid als hoogleraar. Het echtpaar Van Bruggen heeft 7 kinderen, 25 kleinkinderen en 3 pleegkleinkinderen.