Kerkgeschiedenis met een knipoog: Oranje in de kerk
Soms kleurt de kerk oranje. Nee, ik bedoel niet de pastoor van Obdam, die in 2010 bij de WK-finale voetbal in Oranjegewaad bij het altaar stond, terwijl het altaar zelve oranje omkleed was en de kerkgangers in dito kleur gekleed waren. Hij heeft er trouwens van hogerhand over op zijn tabberd gekregen. Ik bedoel ook niet de niet uit te sluiten mogelijkheid dat parlementariërs van de SGP op zondag op dezelfde wijze gedast zijn als op doordeweekse dagen. Er is immers geen tegenstelling tussen zondag en maandag.
Nee, ik bedoel toestanden in Moerkapelle aan het eind van de 18e eeuw, toen de patriotten en de prinsgezinden het met elkaar aan de stok hadden. Arie Brugmans heeft er in ”Oproer aan de Moerkapel (29 januari 1785)” een spannend verhaal over verteld.
Dominee Albert Holstein had na zijn preek een publicatie voorgelezen, uitgevaardigd door de patriottische heren, dat mannen tussen 18 en 60 jaar in de herberg ten aanschouwen van schout en schepenen moesten komen loten voor bewapening ter bescherming van het dorp tegen de ”vijand”. Bij de loting was elke ”derde man” vrijgesteld. De rest moest tweemaal per week oefenen met wapens, voorzien van buskruit dat door de mannen zelf moest worden betaald. De schout kwam voor de loting met een sjees uit Rotterdam. Hij zou echter van een koude kermis thuis komen.
Een aantal van de weerbare mannen had namelijk vergaderd en besloten wel te willen ”excerceren”, maar dan alleen voor prins Willem V en voorzien van oranje strikken of linten op hun hoed. Op straat vertoonden inwoners van het dorp zich al met die oranje versierselen, hoewel de Staten van Holland het dragen van oranje verboden hadden. Het liep uit op een compleet volksoproer.
Vermeldenswaard is dat de schout, toen hij weer op huis aan wilde gaan, van achteren aan zijn haar werd getrokken en in een slijkplas terechtkwam, met „een kneuzing en een ontvelling op zijn linkerwang.” Noodgedwongen liet hij een oranje lint op zijn hoed plaatsen en zwaaiend met een kokarde moest hij roepen ”vivat Oranje”. Ook de paarden kregen oranje strikken op en op de koets werd geschreven ”Oranje boven”.
En toen kwam de zondag. Daar werd de provocatie van de opstandige Moerkapellers voortgezet. In de domineesbank zaten de twee domineesdochters en de meid met een oranje strikje op hun borst. En op hoeden van kerkgangers was ook oranje gespeld. Dat moeten dunkt me vrouwen zijn geweest. Maar die waren ook al prominent, en dus zeer geëmancipeerd, aanwezig op die roerige zaterdag. Dominee Holstein zelve lijkt zich schuil te hebben gehouden. Zo gaat dat vaak bij weleerwaarden in politieke zaken. Ze buigen niet naar rechts, ze buigen niet naar links maar houden vanwege de geschakeerdheid van de gemeente de zaak in het midden. Maar dat zijn dochters zo provocerend in de kerkbank zaten spreekt boekdelen.
Ik zou willen dat ik ”het vrome volk” en hun eredienst uit die tijd eens in het echt zou hebben kunnen meemaken. Het was niet alles goud wat er blonk, ook al was het oranje gekleurd.