Joden en gaskamers: de verbinding lijkt onuitroeibaar
De Holocaust en Israël. Aan die onderwerpen wordt antisemitisme steeds weer opgehangen, analyseert prof. dr. Evelien Gans. Vandaag neemt ze als hoogleraar afscheid, met de dringende oproep om méér onderzoek te doen naar Jodenhaat.
Veertien jaar was prof. dr. Evelien Gans bijzonder hoogleraar hedendaags Jodendom aan de Universiteit van Amsterdam. Donderdagmiddag gaf ze haar afscheidscollege, dat tegelijk haar pensionering bij onderzoeksinstituut NIOD inluidde.
In haar afscheidscollege stond prof. Gans stil bij de gelaagdheid van de Joodse identiteit in Nederland: er bestaan tal van posities onder de Joden.
De Joodse identiteit verandert voortdurend, stelt u. Wat is de grootste verandering die u in de Joodse identiteit gedurende de laatste generatie waarnam?
„Van dé grootste verandering kun je niet spreken. Het interessante is dat die identiteit verschillende kanten op gaat – en soms tegenstrijdige.
Ten opzichte van antisemitisme bijvoorbeeld lopen de houdingen erg uiteen: van relativerend via alert tot zeer verontrust.
Ook de belangstelling voor Israël wordt gedifferentieerder: sommige Joden nemen steeds meer afstand en hebben meer kritiek, anderen komen tot een onverzettelijke omarming van Israël.”
Israël is lang niet voor elke Jood het beloofde land?
„In het geheel genomen hebben Joden meer moeite dan voorheen met de overheersende politiek van wat je rechts Israël kunt noemen, al is er natuurlijk altijd een groep die zich op het standpunt stelt van: Israël is mijn land, of het nu goed doet of verkeerd.”
Vooral de Holocaust en Israël worden gebruikt om antisemitisme aan op te hangen, constateert u. Hoe blijkt dat?
„Je ziet dat er na 1945 een antisemitische verbinding ontstaat tussen Joden en gaskamers, zoals de vervloeking „ze zijn je vergeten te vergassen”. Die verbinding sloeg over naar voetbalfans en uitingen van satire, en ten slotte ook naar de huidige vluchtelingen, meestal moslims.”
U zegt dat er dringend meer onderzoek gedaan moet worden naar antisemitisme. Welke vraag wilt u graag beantwoord zien?
„Onder andere de vraag in hoeverre antisemitisme en islamofobie elkaar versterken; en in hoeverre je ”de Jood” kunt zien als de archetypische ”ander”.
Wat ziet u als het belangrijkste resultaat van uw periode als hoogleraar?
„Mijn deel 1 van de dubbelbiografie ”Jaap en Ischa Meijer. Een joodse geschiedenis 1912-1956” en mijn colleges aan studenten over moderne Joodse geschiedenis aan de hand van deze vader en zoon. Maar er is meer te noemen, zoals het net verschenen boek ”The Holocaust, Israel and ”the Jew””, dat ik schreef met Remco Ensel en gaat over de geschiedenis van antisemitisme in het naoorloogse Nederland.”
Wordt uw leerstoel ingevuld na uw vertrek?
„Voorlopig wordt het waarschijnlijk een wisselstoel; hopelijk komt er daarna weer geld voor een vaste opvolger. Het is echt van belang dat de leerstoel blijft bestaan hier in Amsterdam. Deze stad is toch het centrum van Joods Nederland.”