Cultuur & boeken

Stevo Akkerman legt perverse prikkels bloot in gezondheidszorg, onderwijs en accountancy

Niet alleen in de bankenwereld staat de moraal onder druk. Ook in andere sectoren is er volop sprake van perverse prikkels, ontdekte journalist Stevo Akkerman. Ze gaan ten koste van het werkplezier en de bezieling bij medewerkers.

Martin Boon (ND)

5 December 2016 14:51Gewijzigd op 16 November 2020 09:11
Stevo Akkerman ontving in 2013 de CLO Literaire Juryprijs en de Vlaamse prijs voor het Beste Spirituele Boek. beeld Eran Oppenheimer
Stevo Akkerman ontving in 2013 de CLO Literaire Juryprijs en de Vlaamse prijs voor het Beste Spirituele Boek. beeld Eran Oppenheimer

Voor ”Het kan niet waar zijn” (2015) dompelde journalist en antropoloog Joris Luyendijk zich twee jaar lang onder in het hart van de financiële wereld, The City in Londen. Hij sprak uitgebreid met tal van betrokkenen en schetste op basis daarvan een ongemakkelijk beeld: in de financiële wereld is de persoonlijke moraal ondergeschikt aan economische doelen. Een bankencrisis zoals in 2008 zou zich zo weer voor kunnen doen.

Op de publicatie volgde een stortvloed aan reacties. Velen herkenden de door Luyendijk blootgelegde cultuur in andere sectoren. Ook Trouwjournalist Stevo Akkerman ging op onderzoek uit. Hij sprak met hoofdrolspelers en dissidenten uit onder meer de gezondheidszorg, het onderwijs en de accountancy. Een aantal interviews is gebundeld en van context voorzien in ”Het klopt wel, maar het deugt niet”.

Timmerman

De gesprekken bevestigen het beeld van een maatschappij waarin de moraal in de knel is geraakt. Akkerman vergelijkt het in zijn boek met een timmerman die fraaie houten tafels maakt. Op een dag krijgt hij de kans 1000 euro te verdienen als hij in één dag een tafel weet te fabriceren. Het lukt hem. Aan het einde van de dag zit de klus erop. Hij ontvangt het beloofde geld en ziet nog net dat de opdrachtgever met een bijl de tafel in stukken hakt. Zo gaat het dagen achtereen. De timmerman verdient goed en ziet tafels sneuvelen. Totdat er op een dag een andere klant komt. Hij biedt 500 euro voor een tafel en wil deze graag in de tuin zetten. De timmerman „realiseert zich als bij donderslag dat hij pas echt met plezier kan werken als hij weet dat iemand anders er ook iets aan heeft”, schrijft Akkerman.

Vertelt deze parabel in een notendop waar uw boek over gaat?

Akkerman: „Ik denk het wel. Je kunt er veel in leggen. Het gaat om het plezier en de zin in het werk en of die twee met elkaar samenhangen: wordt werk nuttig omdat je ervoor betaald krijgt of omdat je voldoening vindt in het feit dat het iets voor anderen betekent? Daarachter ligt de vraag naar de moraal, al is dat in dit voorbeeld niet heel expliciet. De timmerman hoeft zich niet de vraag te stellen hoe je de tafel maakt, of de materialen duurzaam zijn en hoe stevig de tafel is. Maar dat zit er allemaal impliciet wel in: deze ambachtsman wil een tafel maken die mooi en deugdelijk is. Ik denk dat die twee zaken samenhangen. Als de zin in het werk onder druk komt te staan, komt vaak ook de moraal onder druk te staan.”

Vanwege de aantrekkingskracht van geld?

„Ook vóór de geldeconomie zullen er prikkels geweest zijn die ertoe kunnen leiden dat je je werk niet goed doet. Het zit natuurlijk deels in de menselijke natuur. We zijn vatbaar voor verleidingen. In die zin is het niet nieuw. Maar ik denk wel dat we vragen om moeilijkheden als we de economie het primaat geven. Zo’n systeem, waarin we de zin van dingen alleen maar kunnen uitdrukken in geld, versterkt het.”

Geef daarvan eens een voorbeeld.

„Het boek is een beschouwing, onder meer gebaseerd op interviews. Het bevat geen reportages vanaf de werkvloer, al zou het journalistiek zeker interessant zijn langdurig onderzoek te doen in al die diverse sectoren. Maar dat is niet mijn rol. Toch komen concrete dilemma’s wel aan de orde. Het mooiste voorbeeld is wellicht van accountant Antoinette Dijkhuizen. Ze werkte bij KPMG en kreeg daar niet de ruimte om haar werk goed te doen. Dat had vooral te maken met het aantal uren dat werd uitgetrokken (het ”urenbudget”) om een klus te doen. Ze zat bijvoorbeeld om de tafel met woningcorporatie Vestia om te bespreken of KPMG haar accountant zou worden. Ze zegt: ik vond toen al dat we te weinig spraken over hoe het precies ging bij Vestia. Later bleek dat een bedrijf te zijn met enorme schandalen die de accountant niet had gezien. Voor miljoenen gingen ze de boot in. Vervolgens is Dijkhuizen haar eigen bedrijf begonnen in de bijkeuken van haar huis. Ook daar kwam ze voor concrete ethische dilemma’s te staan. Ze had een opdrachtgever die haar vroeg om nog niet verkochte voorraad te boeken als zijnde verkocht. Dat kan helemaal niet, vond ze. Ze verloor de klant.

Dat betekende wel een omzetverlies van een derde. Ze moest dus een keuze maken die inging tegen haar eigen belang. Ze zegt: ik deed het toch, want ik wilde mezelf ’s avonds in de spiegel kunnen aankijken.”

Hoe is dat voor uw beroepsgroep: heeft u als journalist ook last van perverse prikkels?

„Dat denk ik wel, zeker in een tijd dat er problemen zijn in de media en veel journalisten werkloos zijn. Voor welk medium wil je werken en speelt de beloning daarbij een rol?

Er zijn genoeg journalisten die overstappen naar voorlichting en pr. Ik zeg niet dat dat een immorele keuze is, maar ze zullen zichzelf daar soms wel vragen bij stellen. Als chef van de buitenlandredactie bij Trouw had ik soms te maken met morele dilemma’s rond de beloning. We wilden dan een mooi achtergrondartikel hebben, terwijl we eigenlijk een te laag tarief boden. Dan weet je dat de freelancer iets gaat leveren wat niet voldoet aan onze normen of ergens veel langer aan gaat werken dan het tarief toelaat. Dit is vergelijkbaar met andere sectoren, omdat ook mijn zeggenschap beperkt was. Ik had te maken met een hoofdredactie die weer afhankelijk is van een uitgever. Zo zijn topmensen bij bedrijven vaak ook beperkt in hun handelingsvrijheid. Met de tarieven kon ik gelukkig wat spelen. Met individuele freelancers heb ik betere afspraken kunnen maken.”

Wat is u opgevallen in de interviews?

„Dat dezelfde processen in verschillende sectoren optreden. In de gezondheidszorg wordt bijvoorbeeld niet gekeken naar: wat is de beste zorg voor de patiënt? Maar: hoe kunnen we het zo organiseren dat het efficiënt werkt? Dat gaat dan volgens de wetten van het procesmanagement. Mensen die erover gaan, hoeven niet per se verstand te hebben van de zorg. Het gaat erom de budgetten te verdelen op basis van indicaties. Iemand heeft bijvoorbeeld dementie. Daar staat dan een bepaald aantal uren voor. De vraag of dat niet te veel of te weinig is, of anders aangekleed zou moeten worden, komt niet ter sprake. Het moet meetbaar en controleerbaar blijven.”

Hoe komt het dat economische belangen in zo veel sectoren het winnen van de moraal van individuele medewerkers?

„Er speelt volgens mij een aantal factoren. In de eerste plaats secularisatie: een gedeelde gemeenschappelijke moraal is verdwenen. Ik zeg niet dat dat altijd te betreuren is. Maar uit verzet of angst is men het spreken over welke moraal dan ook gaan wantrouwen. Dat wordt al snel moralisme genoemd. Individualisering is iets wat daarmee samenhangt: iedereen is zelf verantwoordelijk en bemoei je daar vooral niet mee. Zulk denken bemoeilijkt het onderlinge gesprek. Daarnaast is schaalgrootte een punt. Organisaties zijn enorm groot geworden. De losse schakels in de keten zijn heel klein. Als je bij de bank berekeningen moet uitvoeren die pas vijf stappen later hun beslag krijgen in een product dat slecht is voor de samenleving, dan heb je wellicht niet het besef dat jij daarmee te maken hebt. Jouw bijdrage is diffuus. Door die differentiatie voelt niemand zich meer verantwoordelijk voor het grote geheel. Je draait alleen maar dat ene boutje vast. Dat er uiteindelijk een tank uitkomt en waar die naartoegaat, dat is niet interessant.”

Tegelijkertijd is er een tegenbeweging die laat zien dat het anders kan. U spreekt bijvoorbeeld met Jos de Blok, oprichter van Buurtzorg, dat kleinschalig opereert en kiest voor de menselijke maat. Bent u hoopvol gestemd over de toekomst?

„Het systeem is hardnekkig. In de bankensector heeft zich na de crisis in 2008 geen fundamentele cultuurverandering voorgedaan. Het is verbazingwekkend om te zien hoe het liberalisme overeind is gebleven. De alternatieven die ontstaan, zoals broodfondsen voor zzp’ers en buurthuizen die door bewoners gerund worden, zorgen nog niet voor een grote koerswijziging. Toch ben ik niet pessimistisch gestemd. Nu zijn het misschien nog marginale bewegingen, maar over tien, twintig jaar kan dat anders zijn. De boodschap van dit boek is vooral gericht op de top van ondernemingen en instellingen. Hoeveel fte’s worden in grote bedrijven besteed aan financiële verslaggeving en marketing? Dat is enorm. En hoeveel fte’s houden zich bezig met de vraag of jouw medewerkers met plezier en verantwoordelijkheidsgevoel werken? Waarschijnlijk bijna nul. Het zou goed zijn als daar verandering in komt.”


Stevo Akkerman

Stevo Akkerman (1963) studeerde journalistiek aan de Evangelische Hogeschool in Amersfoort. Hij is als journalist werkzaam bij dagblad Trouw. Hij is lid van de redactie religie & filosofie en heeft drie dagen per week een vaste column op pagina 2 van die krant. Ook schrijft hij literaire fictie. In zijn roman ”Donderdagmiddagdochter” (2013) vertelt hij over het verlies van zijn derde kind, Evy Elise, in 1996. Al tijdens de zwangerschap blijkt ze niet levensvatbaar te zijn. Snel na de geboorte overlijdt de baby. Het verlies van het kind zorgt tussen de ouders voor huwelijksproblemen en brengt de vader in een geloofscrisis. Het boek ontving de CLO Literaire Juryprijs en de Vlaamse prijs voor het Beste Spirituele Boek.


Boekgegevens

”Het klopt wel, maar het deugt niet. De maatschappelijke moraal in het nauw”, Stevo Akkerman; uitg. Lemniscaat, Rotterdam, 2016; ISBN 978 90 4770 882 7; 116 blz.; € 9,95.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer