Verkeerde gewoonten? Stimuleer die niet
Het is heel belangrijk hoe je je gewoonten laat vormen, stelt de Amerikaanse filosoof James K. A. Smith. Hoe meer iemand zich begeeft in een context die verkeerde gewoonten stimuleert, hoe verder hij bij God vandaan raakt. Geloven is geen zaak van verstand maar van het hart.
Smith is een vruchtbare auteur. Elk jaar verschijnen er wel één of twee boeken van zijn hand. Nu kan geen enkele wetenschapper elk jaar met totaal nieuwe inzichten naar buiten treden. Dat is ook bij Smith het geval. De kerngedachte van zijn nieuwe boek, ”You Are What You Love. The Spiritual Power of Habit” (”Je bent wat je liefhebt. De geestelijke kracht van gewoonte”), vinden we eigenlijk al in zijn eerdere boek ”Desiring the Kingdom” (”Verlangen naar het Koninkrijk”), en dat dateert al van 2009.
Smith is hoogleraar filosofie aan het Calvin College, een bekende christelijke universiteit in Noord-Amerika. Hij werd wel gerekend tot de stroming van de ”radical orthodoxy”, de radicale orthodoxie. Deze beweging wil laten zien dat veel van wat postmodern heet, in feite nog steeds modern is. In die zin dat het rationalisme en het beheersingsdenken van het modernisme daar nog steeds in domineren.
”Radical orthodoxy” pleit dan ook voor het radicaal verlaten van de moderne idealen, en dat ziet men tegelijk als een terugkeer tot de orthodoxie. Smith is met name geïnteresseerd in wat dit betekent voor kerk en cultuur. Hij claimt dat hij zich bevindt in de lijn van Augustinus, Calvijn, Edwards en Kuyper. Daarbij heeft hij zich ook laten inspireren door de grondlegger van de reformatorische wijsbegeerte, Herman Dooyeweerd. Het is echter de vraag of Smith Dooyeweerd echt begrepen heeft. Hij maakt namelijk een onderscheid tussen kennis en praktijk, maar op een manier die zeker niet gelijk is aan de wijze waarop Dooyeweerd dat onderscheid maakt.
Daarmee zitten we meteen in hoofdstuk 1 van ”You Are What You Love”. Hier begint het ook gelijk te wringen met Calvijn. Smith meent namelijk dat in de kerk geloof meestal gereduceerd wordt tot kennen en dat kennen veel minder belangrijk is dan praktijk.
Deze gedachte duikt steeds op in zijn boek. Nergens erkent Smith de waarde van het kennen (bijvoorbeeld van de Schrift of van de belijdenis) op zichzelf. Praktijk gaat volgens hem ook altijd vooraf aan kennis, want kennis kan niet leiden tot praktijk.
Tegenover kennis stelt hij aanbidding (”worship”). Het gaat niet om kennis, maar om ”what you want”: wat je wilt. Dit wordt bepaald door gewoonten. Vandaar het woord ”habit” in de ondertitel van het boek. Daarom is het zo belangrijk hoe je je gewoonten laat vormen. Hoe meer je je begeeft in een context die verkeerde gewoonten stimuleert, hoe verder je bij God vandaan komt. Geloven is geen zaak van verstand maar van het hart.
Liefde
De nadruk op het hart als de kern van ons mens-zijn heeft Smith waarschijnlijk ontleend aan Dooyeweerd, maar bij Dooyeweerd is die kloof tussen hart en kennis volstrekt niet aanwezig zoals bij Smith. Smith relativeert vervolgens een ander onderscheid, namelijk dat tussen ”eros” en ”agape”, de twee bekende woorden voor liefde. De mens is volgens hem fundamenteel ”erotisch” omdat ”eros” uit onze wil voortkomt. Het doet een beetje denken aan John Pipers christelijk hedonisme, maar bij Piper is het hedonistisch verlangen veel nadrukkelijker gericht op het eren van God dan bij Smith.
Het is Smith dus te doen om het stimuleren van ”eros” als een ”habit”, een gewoonte. Maar niet elke context leent zich daarvoor. In hoofdstuk 2 spreekt hij van „liefde-vormende liturgieën.” Smith gebruikt het woord liturgie hier in de oorspronkelijke Griekse betekenis als het dienen in een publieke context. Smith betrekt het daarom niet alleen op de kerk, maar ook op seculiere contexten. Een voorbeeld dat hij in hoofdstuk 2 uitwerkt, is het winkelcentrum als context waarin de liefde voor materiële zaken wordt aangeleerd. Hoe meer je je in die context begeeft, hoe meer je de bijbehorende gewoonten gaat volgen.
Smith sluit hier aan bij de gedachte van Aristoteles, die al liet zien dat goede eigenschappen („deugden”) geleerd moeten worden in de praktijk van het leven. In de kerk worden als het goed is heel andere gewoonten aangeleerd. Als het goed is, want Smith is heel kritisch in de richting van veel hedendaagse gemeenten die eigenlijk lijken op het winkelcentrum, omdat ze meer op vermaak zijn gericht dan op het stimuleren van een op God gerichte liefde.
Smith noemt weliswaar geen voorbeelden, maar het is duidelijk dat hij dezelfde soort gemeenten op het oog heeft als Gary Gilley in zijn boek ”This Little Church Went to Market”. Een kerk die met allerlei aan wereldlijk vermaak ontleende technieken probeert de kerkganger binnen te halen en te houden, slaat volgens Smith de plank volledig mis omdat er juist verkeerde gewoonten gestimuleerd worden. Hij herkent hierin ook een vorm van postmodernisme, die hij in de tijd dat hij nog helemaal tot de ”radical orthodoxy” behoorde, heeft leren afwijzen.
Hartbewaking
Smith behandelt daarnaast het gezin als een liturgische context waarin gewoonten geleerd worden. Ook de werksituatie is een context, waarin we erop moeten letten welke gewoonten die stimuleert. „Bewaak je hart”, schrijft Smith in dat verband. En dat is zeker een behartigenswaardig advies in dit boek.
De balans opmakend is dat wat overblijft na lezing: er staan veel opmerkingen in die vanuit een calvinistisch perspectief instemming verdienen. Maar de manier waarop deze zijn ingebed in het kader van een tegenstelling tussen kennen en uit liturgieën voortkomende gewoonten, blijft onbevredigend.
Boekinfo
You Are What You Love. The Spiritual Power of Habit, James K. A. Smith; uitg. Brazos Press, Grand Rapids, 2016; ISBN 978 15 874 3380 1; 210 blz.; $ 19,99.