Sions Koning
Psalm 2:6
„Ik toch heb Mijn Koning gezalfd over Sion, de berg Mijner heiligheid.”
„Maar Ik ben door Hem tot Koning aangesteld over Sion, Zijn heilige berg en Ik verkondig het besluit van de Heere.” Al deze dingen en wat eraan gelijk is, zegt de Schrift, zullen zij die samengespannen hebben tegen de Heere en Zijn Gezalfde moeten ondergaan. En hun einde zal zodanig zijn dat ze Christus als Koning moeten erkennen. Dat Ik echter na zo’n groot complot en na zoveel folteringen „als Koning door de Vader Zelf moet worden aangesteld. Ik, Die het besluit van de Vader aan u zal verkondigen.” Dat laatste zal zonder twijfel de verkondiging van het Evangelie geweest zijn.
En wat betreft het volgende, „Zijn heilige berg”: ook al is „deze heilige berg van God” die hemelse berg geweest waarover Paulus in Hebreeën 12:22 zegt: „U bent niet genaderd tot de berg Sion” en ook al wordt op een andere plaats gezegd: „Maar Jeruzalem dat boven is, dat is vrij, dan wil dit toch evengoed zeggen dat hier op aarde „aan Hem het Koningschap is toebedeeld.”
Een deel dus van de Kerk die boven is, is ook de Kerk die op aarde verkeert, aangezien zij naar hetzelfde einde toegaat. Op welke wijze Christus echter door de Vader nu in het hemelse Sion aangesteld zal zijn, dat kunnen we begrijpen uit het volgende dat tot Hem gezegd is: „Zit aan Mijn rechterhand…” (Psalm 110:1).
Eusebius van Caesarea, bisschop te Caesarea
(”Commentaar op Psalm 2”)