Jan Maarten Doorman over de verdwenen oorlogsschepen
Jan Maarten Doorman (48) uit Rhenen is kleinzoon van schout-bij-nacht Karel Doorman, die in 1942 omkwam bij de slag in de Javazee. Het nieuws over het verdwijnen van de wrakken van de Nederlandse oorlogsschepen die bij de zeeslag ten onder gingen, verraste hem. „Gelukkig gebeurt het nu pas.”
TOEN
Een held? Mijn grootvader is zeker heel heldhaftig geweest. Maar met de andere ruim 900 opvarenden die op 27 februari 1942 het leven verloren, was hij vooral slachtoffer van de oorlog. Met de weinige middelen waarover hij beschikte, mede als gevolg van de Nederlandse bezuinigingspolitiek van voor de oorlog, heeft hij er als commandant van een geallieerd eskader alles aan gedaan om de Japanse invasie van Nederlands-Indië te voorkomen. Het was echter een kansloze missie.
Admiraal Helfrich, die zich op de wal bevond, meende dat elke minieme mogelijkheid om de vijandelijke vloot aan te pakken, moest worden benut. Mijn grootvader, die bij de vloot op zee was, wilde liever uitwijken om later terug te slaan. Een dag nadat de kruisers De Ruyter en Java en de torpedobootjager Kortenaer zonken, landden de Japanse invasietroepen op het eiland Java.
Bij helden denk ik eerder aan Griekse mythen en sagen, al is die term aan inflatie onderhevig. Tegenwoordig ben je al een held als je een bal in een doel schiet. Voor de marinevoorlichting, die al tijdens de Tweede Wereldoorlog werkte aan de wederopbouw van de marine na de oorlog, was mijn grootvader een welkom voorbeeld voor marinemensen: als het erop aankomt ga je tot het uiterste en offer je zelfs je leven op voor je vaderland. De uitspraak „Ik val aan, volg mij”, die aan hem wordt toegeschreven, heeft hij nooit gedaan. De commando’s in het eskader waren bovendien in het Engels. „All ships follow me” is er naderhand ‘uitgeknipt’. Deze woorden liet mijn grootvader naar de schepen seinen om de slagorde te herstellen nadat de Britse kruiser Exeter zwaar beschadigd was uitgevallen. De vloot moest verder en de De Ruyter, waar mijn grootvader op zat, voer voorop.
Dat ‘slothoofdstuk’ van de Javazee boeide mij altijd minder. Daar is immers al zo veel over gepubliceerd. Als historisch geïnteresseerde vond ik het belangrijker om het hele leven van mijn grootvader in kaart te brengen. In de jaren negentig heb ik nog stokoude mensen bezocht die hem hadden meegemaakt. Uit hun verhalen kreeg ik een goed beeld van de man. Uit zijn nalatenschap bewaar ik een houten propeller die herinnert aan de vliegtuigongelukken die hij heeft gehad. Zo crashte hij in april 1916 bij Veenendaal-De Klomp, tijdens zijn opleiding voor zijn marinevliegbrevet. Een piloot zat toen in een soort vliegende badkuip van hout, linnen en draadjes. Niet zo verwonderlijk dat er vaak iets niet functioneerde en er een noodlanding gemaakt moest worden.
Mijn generatiegenoten weten niet zo veel van de slag in de Javazee. Nederlands-Indië kwam op school weinig aan de orde. Ik ben van 1968, in de jaren zeventig was er al een zekere afstand tot de oorlogstijd. Ik liep er niet mee te koop dat Karel Doorman mijn grootvader was. Als ernaar gevraagd werd, was ik er eerlijk in, daarna was voetbal weer belangrijker. Zo was ik ook opgevoed, dat was de houding van mijn vader: Ga er met gepaste trots mee om, maar het moet geen projectie op jezelf worden. Mijn vader heette ook Karel Doorman, die had er meer last van. Er zijn Karel Doormanstraten, vaak in wederopbouwbuurten, ik vind ze niet altijd zo mooi.”
NU
Amateurduikers vonden de wrakken van de twee kruisers en de Kortenaer in 2002. Op internet stonden daar foto’s van. Mijn vader was niet zo gauw van zijn stuk te krijgen, maar dat ontroerde hem. De beelden van het zeemansgraf van zijn vader vond hij indrukwekkend.
Dat de wrakken nu verdwenen zijn, hoorde ik van een collega bij de universiteit in Wageningen. Ik werk daar als archivaris. Schandalig dat een zeemansgraf zo wordt aangetast. Het fascineert me wel. Het zou mooi zijn als achterhaald kan worden wat er precies is gebeurd. Indonesiërs hebben over het algemeen weinig gevoel voor cultureel erfgoed. Eigenlijk interesseert alleen de periode na 1945 hun. Dat oude vooroorlogse staal van de wrakken schijnt zo veel waard te zijn dat men er een kostenverslindende operatie voor overheeft om de schepen van 70 meter diepte naar boven te halen.
Gelukkig gebeurt het nu pas, zeventig jaar na dato. Er zijn vermoedelijk heel weinig stoffelijke resten van de opvarenden meer. Als de wrakken in 1952 waren verdwenen, was dat veel naarder geweest. Toen leefden nog veel meer nabestaanden. Voor de weduwen en kinderen is dit schokkender dan voor generaties later. Ik heb mijn grootvader niet gekend, ik heb niet bij hem op schoot gezeten. Het blijft toch meer op afstand.
STRAKS
Als er daders worden gepakt, krijgt hun berechting hopelijk een voorbeeldfunctie. Ik vrees echter dat het weinig zal helpen. Het is net als met neushoorns en olifanten. Als er eenmaal geld te winnen is met ivoor of met dat oude staal, zullen er altijd weer mensen zijn die zoiets proberen. Het is treurig dat ze uit winstbejag een zeemansgraf niet respecteren, maar je begint er weinig tegen.
Het wrak van de O16, de Nederlandse onderzeeër die in 1941 op een Japanse zeemijn liep, is ook deels verkocht als schroot. Je kunt moeilijk 24 uur per dag een bootje boven scheepswrakken laten drijven om de boel te bewaken. Eerder zijn scheepsbellen van de schepen afgehaald. Sommige zijn teruggekocht en voor een deel geïntegreerd in monumenten. Die moet je dan maar koesteren. Die wrakken blijven ook niet altijd bewaard. Al laat je ze duizend jaar liggen, op een gegeven moment lossen ze op. Dat is het lot van zo’n schip.”