Recensie: Symfonieën van Prokofjev
Sergei Prokofjev (1891-1953) hoopte op een positief onthaal toen hij zich in 1936 na een achttienjarige ballingschap weer in de Sovjet-Unie vestigde. Maar in Rusland woedde juist de grote terreur van dictator Joseph Stalin. Prokofjev kreeg te verstaan dat hij „geen muziek mocht schrijven voor een kleine kring esthetiserende toehoorders, maar moest zoeken naar een heldere muzikale taal die zijn volk kon begrijpen en liefhebben.”
Dat Prokofjev een heldere muzikale taal bezat, blijkt ontegenzeggelijk uit het tweetal symfonieën die het Bergen Philharmonic Orchestra onder leiding van Andrew Litton opnam. Van de vierde symfonie horen we de tweede versie, een grondige herziening uit 1947. Je ervaart Prokofjevs gevoel voor spannende melodieën, lyrische lijnen, onverwachte wendingen en motorische ritmiek. Dat geldt ook voor de zevende symfonie uit 1952, maar deze is beknopter en introverter. Prokofjev wilde na alle kritiek een symfonie schrijven die zelfs door kinderen te begrijpen is. Opvallend is de klank van het klokkenspel, die een feeërieke, wat melancholieke sfeer oproept. Prokofjev schreef een meesterwerk, ondanks de hem opgelegde beperkingen. Het regime vond uit het beschouwende slot te weinig ‘Sovjet-optimisme’ spreken, waarna Prokofjev er 22 maten aan vast plakte in een alternatieve finale die Litton als extra heeft opgenomen. Het spel van het Noorse orkest verrast, prachtig van klank en balans als het is. Litton geeft details alle aandacht zonder de grote lijn uit het oog te verliezen. De opname maakt alles perfect hoorbaar. Voor wie naast Peter en de wolf meer van Prokofjev wil horen, is deze cd een aanrader.
Prokofiev, Symphonies No. 4 (1947) & No. 7, Bergen Philharmonic Orchestra o.l.v. Andrew Litton; BIS Records (2134); € 15.