Column: Je moet met de tijd meegaan, of toch niet?
Ben ik nog wel bij de tijd? Wie vraagt zich dat nooit eens af? Vaak horen we de frase dat iets ”niet meer van deze tijd” is. Bij de tijd zijn, lijkt een belangrijke kwestie. Tegenwoordig krijgt vrijwel niemand graag het verwijt dat hij achterloopt bij de rest. Is dat zo erg, dan? Ja, want dan ben je achterlijk. Wie niet meegaat met de tijd, is bij voorbaat een verliezer.
In de politiek klinkt bij menig voorstel het argument dat het anders moet omdat de bestaande wet of praktijk niet meer van deze tijd is. SGP-woordvoerder Menno de Bruijne raadde mij aan eens in de handelingen van de Staten-Generaal te grasduinen. Wanneer werd het argument in ’s lands vergaderzalen voor het eerst gebruikt? Dat was op 27 januari 1948 in de Tweede Kamer. Minister Lieftinck verdedigde het nieuwe muntstelsel. Hij vond het niet nodig om voor de herkenbaarheid de ronde stuiver vierkant te maken of in het midden van een gat te voorzien. „Het antieke argument dat men doorboorde munten zo gemakkelijk kan aaneenrijgen en met zich dragen (is) niet meer van deze tijd”, zo sprak minister Lieftinck.
Het duurde vijftien jaar voordat het ook in het vocabulaire van de Eerste Kamer doordrong. Op 8 januari 1963 was de Wet op de bejaardenoorden aan de orde. Het lid Schuurmans van de KVP-fractie zei toen: „Ongetwijfeld goed bedoelde, maar naar onze mening niet meer van deze tijd zijnde activiteiten, die alom in het land ondernomen worden voor grote groepen van bejaarden, wekken bij ons de indruk dat men de bejaarden als iets bijzonders beschouwt. Men plaatst daarom de bejaarden onbewust buiten de gemeenschap.”
Vanaf de jaren zestig neemt het argument dat iets niet meer van deze tijd is een steeds hogere vlucht. Vandaag de dag is het niet van de lucht. Gelet op de frequentie schijnt het een zwaarwegend argument te zijn. Maar laat u niet van de wijs brengen. Goed beschouwd is het zo licht als lucht en zo ijl als de ijdelheid waar de Prediker op doelde. Het is een non-argument waarmee iemand de vraag wil ontlopen of het nieuwe echt beter is dan het oude.
Maar is het toch een argument ten gunste van de moderniteit? De Nijmeegse filosoof Marin Terpstra bekritiseert deze redenering. Want een wezenskenmerk van de moderniteit is dat iedere externe maatstaf wordt losgelaten. Wie zich op de tijd beroept, verwijst naar een externe maatstaf. Aan de hand daarvan wordt bepaald of iets al dan niet passend is. Maar écht modern is: alles in twijfel trekken. Zoals René Descartes dat deed. Of poogde. Dus niet alleen de Bijbel of de christelijke moraal betwijfelen, maar ook zoiets als ”de tijd”. Want ook die is van ”een hogere orde”, zo betoogt Terpstra.
Laat dit even op u inwerken. Wie beweert modern te zijn en daarom zegt dat een mens met de tijd mee moet gaan, is allesbehalve modern bezig. Let op de ijzeren dwang in deze denkwijs. Hij steunt op het vooruitgangsgeloof. Het verleden was slecht, de toekomst wordt beter. Vroeger was er armoede, vandaag hebben we sociale zekerheid. Vroeger waren er godsdienstoorlogen, met de mensenrechten zijn we op weg naar de wereldvrede.
Het verhaal dat we dankzij de verlichting onderweg zijn naar een betere toekomst is een vorm van mythisch denken. Door rationeel denken en handelen zal de mens het verloren paradijs terugwinnen. Dit is een bijgeloof dat het christelijke geloof brutaal verdringt. Vandaar dat ‘heilige’ moeten: je moet met de tijd meegaan, anders loopt het slecht met je af. De moderne mens die zich maar wat graag uit de kluisters van kerk en moraal wil bevrijden, belandt in een dwangbuis van deze tijd. Als een seculier politicus zich met profetisch aureool op ”de tijd” als een hogere maatstaf beroept, waarom dan moeilijk doen over een beroep op de Bijbel, het Woord van de levende God? Dat is meten met twee maten.
In 1963 vond KVP-senator Schuurmans het een slecht idee om ouderen buiten de gemeenschap te plaatsen. Nu even naar het heden. De euthanasiewetgeving, is die niet meer van deze tijd? Zonneklaar is dat we met de voornemens van de ministers Schippers en Van der Steur teruggaan naar de tijd van de nomadenvolkeren, die hun niet-productieve ouderen achterlieten in de woestijn om ze daar buiten de gemeenschap, in eenzaamheid te laten sterven. Dat is zeker niet van deze tijd, ook niet van de middeleeuwen of van het jaar nul, maar van zo’n 3500 jaar geleden. Gelukkig is het vijfde gebod („Eert uw vader en uw moeder…”) van alle tijden. Want (ik citeer Bonhoeffer): „De Heer van de tijd is God. Het scharnierpunt van de tijd is Christus. De juiste tijdgeest is de Heilige Geest.”
Drs. Jan Schippers, directeur van de Guido de Brès-Stichting, het wetenschappelijk instituut voor de SGP