Indische protestant beïnvloedde houding zendeling
Dat weldenkende Indonesische protestanten zich inzetten voor een onafhankelijke republiek, wekte bij Nederlandse zendingswerkers vertrouwen en zorgde hier een daar voor een omslag in het denken.
Dat betoogde dr. J. van de Wal, emeritus predikant in de Protestantse Kerk in Nederland, woensdag tijdens het symposium ”De kerken en de oorlog in Indonesië 1945-1950”.
Tegen de tijd dat Japan Nederlands-Indië binnenviel –het was begin 1942– had de nationale gedachte in protestantse intellectuele kringen stevig postgevat. Dat gebeurde in de studentenbeweging, maar niet alleen daar. Al eerder hadden zich Indonesische protestanten aangesloten bij de nationale beweging. Ze waren pioniers, die hun nek uitstaken voor de onafhankelijkheid van het eilandenrijk op een moment dat protestants kerkelijk Indonesië daar nog lang niet rijp voor was.
Dat laatste had volgens Van de Wal twee hoofdoorzaken. „In de eerste plaats het dominante geestelijke klimaat binnen de protestantse wereld in Nederlands-Indië. Dat was als gevolg van de persoonlijke geloofsvisie en theologische oriëntatie van het gros van de zendelingen sterk piëtistisch gekleurd. Het piëtisme als geestelijke stroming legt sterk de nadruk op persoonlijke vroomheid, sobere levenswijze, afkeer van werelds vermaak, mijding van alles wat de dienst aan God in de weg staat. Stille vroomheid en persoonlijke zuiverheid vormden het levensideaal. Die levenshouding wekt op zich al huiver voor het politieke bedrijf met zijn conflicten, zijn hartstochten en de noodzaak om compromissen te sluiten en vuile handen te maken.”
Daarbij kwam een tweede factor, stelde de predikant, die in 2012 een boek publiceerde over ”Nederlandse protestanten, de zending en de Indonesische revolutie”. „Het overgrote deel van de zendelingen die voor de Japanse inval in Indonesië werkten, was Nederlander en ging ervan uit dat het vanzelf sprak dat Indië door Nederlanders bestuurd werd. Er waren zeker ook zendelingen die kritisch stonden tegenover het Nederlands-Indisch bewind, maar, zoals zendingshistoricus Tom van den End aangetoond heeft, de meesten pasten zich aan en als hun berichten aan het thuisfront kritiek op het Nederlandse bestuur bevatten, werden ze vaak door de zendingsleiding gecensureerd.”
Aanvankelijk stonden vele zendingswerkers van de beide grote protestantse zendingsorganisaties, de hervormde en de gereformeerde zending, dan ook sceptisch of zelfs ronduit afwijzend tegenover de in 1945 door Sukarno geproclameerde republiek. Dat veranderde echter. Daarmee ontstond evenwel tweespalt tussen een aantal zendingswerkers en de kerken die hen hadden uitgezonden.
Geen concessies
„Veel eerder dan in Nederland, veel eerder ook dan in de Nederlandse gemeenschap in plaatsen als Jakarta, merkte zo een getalsmatig kleine maar invloedrijke groep zendingsmensen dat de Republik Indonesia meer en meer een geloofwaardige uitdrukking werd van het Indonesische nationale ideaal, al viel er ook in hun visie heel wat aan te merken op de jonge Republiek. Reeds eind 1945 was het eerste pleidooi van zendingszijde verschenen om het Indonesische nationalisme serieus te nemen en de „koloniale verhouding” nu te beëindigen, in 1946 gevolgd door geruchtmakende brochures van de predikanten Van den Brink en Verkuyl.”
De zendingsmensen staken veel energie in het corrigeren van vooroordelen jegens de republiek, constateert dr. Van de Wal. Ze slaagden er echter niet in tegenwicht te bieden aan de conservatieve oppositie in Nederland. Die bleef zich met hand en tand verzetten tegen het doen van concessies aan de revolutionairen. Met grote tegenzin werd het gebied uiteindelijk afgestaan.