Onderwijs & opvoeding

Een stille revolutie in het vmbo

Het vmbo maakt de grootste vernieuwing uit zijn geschiedenis door. Die moet voorkomen dat leerlingen te jong kiezen wat ze de rest van hun leven willen doen. „Je moet hen niet adviseren, maar laten zoeken.”

Hilbert Meijer (ND)

15 November 2016 23:17Gewijzigd op 16 November 2020 08:33
Vmbo’ers in actie op het christelijke Nuborgh College Oostenlicht in Elburg. Het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) wordt ingrijpend vernieuwd om de beroepskeuze van leerlingen te verbeteren. beeld Dick Vos
Vmbo’ers in actie op het christelijke Nuborgh College Oostenlicht in Elburg. Het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) wordt ingrijpend vernieuwd om de beroepskeuze van leerlingen te verbeteren. beeld Dick Vos

Jongeren maken keuzes op basis van wat ze in hun omgeving zien, zegt Marinka Kuijpers, bijzonder hoogleraar leeromgeving en leerloopbanen in het (v)mbo. Jonge leerlingen, die vaak nog in een weet-ik-nietfase verkeren, moeten toch een beroepskeuze maken. „Ze kiezen wat in hun familie gebruikelijk is of wat ze op tv of internet tegenkomen. Of ze gaan af op wat hun ouders zeggen, maar die weten het vaak ook niet en adviseren op basis van hun eigen ervaringen en voorkeuren. En dat is niet per se wat bij de leerling past.”

Het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo), dat is de plek waar ruim een half miljoen jongeren worden voorbereid op beroepen waarvoor de handen uit de mouwen moeten: loodgieter en kapper, automonteur en winkelier, lasser en vrachtwagenchauffeur, bouwvakker en wegwerker, thuiszorghulp en kok, bakker en dierverzorger. Sommige leerlingen weten precies wat ze later willen worden, maar een aanzienlijke groep kiest op gevoel. Dat leidt meer dan eens tot problemen: zitten ze eenmaal op het middelbaar beroepsonderwijs en valt de opleiding tegen, dan is er nauwelijks meer iets bij te sturen en rest de keuze: afmaken of afhaken. Kuijpers: „Als een jongere na twee maanden afhaakt in het mbo en opnieuw moet beginnen, heeft hij er een faalervaring bij. Dat moeten we niet willen.”

Het is een van de belangrijkste redenen voor de grootste vernieuwing die op dit moment in het vmbo wordt doorgevoerd, maar opvallend genoeg nauwelijks het nieuws haalt. Waarschijnlijk omdat ze te ingewikkeld is om uit te leggen. Maar ook omdat het vmbo niet erg in de belangstelling staat bij politiek en media, vermoedt Jacqueline Kerkhoffs, landelijk projectleider van het vernieuwingsproces bij Stichting Platforms vmbo. „Politici hebben geen vmbo-achtergrond. In Den Haag hebben ze het liever over excellente leerlingen dan over ­vmbo’ers.”

Monoloog

Twee veranderingen springen eruit in de vernieuwingsoperatie. Eén: het aantal beroepsprofielen waaruit vmbo’ers kunnen kiezen is drastisch teruggebracht, van 33 naar 10. En twee: er is veel meer tijd ingeruimd om leerlingen hun talenten te laten ontdekken: Wat kan ik goed en hoe weet ik dat? Waar ga ik voor en waarom? Waar ben ik het meest op mijn gemak en hoe komt dat?

„We zijn het in het onderwijs nogal gewend een monoloog af te steken tegen de leerlingen, terwijl het bij loopbaanontwikkeling gaat om vragen stellen, hen aan het denken zetten”, legt prof. Kuijpers uit. Dat kan door leerlingen na een stage te vragen wat ze leuk vonden en wat niet. En waar ze om gelachen hebben. „Je moet hen niet meer adviseren, maar laten zoeken. Het gaat er niet om dat ze een beroep moeten kiezen; ze moeten leren informatie over zichzelf te verzamelen.”

Uiteindelijk komen de jongeren van school met een ”loopbaandossier” waarin ze aangeven welke keuze ze hebben gemaakt en waarom. Dat moet de aansluiting tussen het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) en middelbaar beroepsonderwijs (mbo) verbeteren en de kans op verandering van studierichting in het mbo verkleinen. De loopbaanoriëntatie, zoals het in onderwijstaal heet, is zo belangrijk dat ze zelfs terugkomt bij de examens. „Voor het eerst in Nederland is loopbaanontwikkeling onderdeel van het examenprogramma”, zegt Kuijpers. „Dat biedt ongelooflijk veel kansen voor scholen om er echt tijd en aandacht voor te hebben. Leerlingen zijn er nu twee jaar lang mee bezig, in plaats van dat ze een keer een advies van een decaan krijgen.”

Krimp

De meeste vmbo-scholen zijn dit jaar begonnen met de nieuwe werkwijze. De opzet van de nieuwe profielen, de leerprogramma’s die bij een beroepsrichting horen, is veel breder. Voorheen leerde een scholier bijvoorbeeld óf timmeren óf metselen. Nu leert hij binnen het profiel ”bouwen, wonen en interieur” iets van alle aspecten van de bouw.

Dat het bredere programma in de meeste gevallen minder de diepte ingaat, is volgens projectleider Kerkhoffs geen probleem. „We hebben nadrukkelijk gezegd: het vmbo is voorbereidend beroepsonderwijs. Het is geen beroepsopleiding; die biedt het mbo. Je hoeft aan het eind van het vmbo bij wijze van spreken niet meer 200 kilometer gelast te hebben. Maar je weet als je klaar bent wel zeker dat je in die richting verder wilt, want je kent de theorie ervan en hebt er in de praktijk kennis mee gemaakt.”

Dat helpt leerlingen verder, maar de vereenvoudiging was ook hard nodig omdat het aantal leerlingen krimpt. „Sommige van die 33 programma’s hadden maar twee of drie leerlingen”, weet Kerkhoffs. „En voor al die 33 richtingen moesten elk jaar examens gemaakt worden op drie niveaus. Daar wilde men van af.”

Staatssecretaris Dekker (Onderwijs) heeft nóg een reden voor de vernieuwingen: de beroepsgerichte vakken zijn sinds de introductie van het vmbo in 1999 inhoudelijk nauwelijks aangepast, terwijl vervolgonderwijs en bedrijfsleven zich hebben doorontwikkeld.

Nuborgh

Zo’n vijftig vmbo-scholen werken bij wijze van proef al langer volgens de nieuwe structuur. Een daarvan is het christelijke Nuborgh College Oostenlicht in Elburg. Wie een rondje om de duizend leerlingen tellende school loopt, ziet hoe breed een vmbo-school kan zijn: leerlingen sleutelen aan auto’s, werken in een kas, zetten kozijnen in elkaar en leggen een ‘patiënt’ op bed. Techniek, economie, groen, zorg en welzijn – het is er allemaal, somt locatiedirecteur Wilco Leeflang op.

Drie jaar geleden schakelde de school over van het oude naar het nieuwe vmbo, een forse operatie waarbij richtingen en vakken moesten worden samengevoegd en het hele lesprogramma veranderde. De nieuwe opzet biedt leerlingen meer mogelijkheden om te ontdekken welke beroepsrichting echt bij hen past, zegt Leeflang. Zijn ze na de derde klas niet overtuigd van de beroepsrichting die ze zijn ingeslagen, dan kunnen ze in klas 4 nog vakken uit een heel andere richting volgen. Zo kan iemand die de beroepsrichting ”groen” volgt, nog een economisch vak volgen, voor het geval hij in de toekomst in een winkel wil werken, legt de locatiedirecteur uit. „Dat vind ik mooie vormen.”

De school in Elburg steekt er veel tijd in om leerlingen te laten ontdekken welk vak bij hen past. „Het is niet zo dat we op een dag in mei vragen: Wat ga je volgend jaar doen?” zegt Leeflang. Zelfs leerlingen die „met een hamer in hun hand zijn geboren” en zeker weten dat ze later timmerman willen worden, doen in de eerste twee klassen verplicht mee aan een brede beroepsoriëntatie. De leerlingen ervaren wat een beroep inhoudt, en praten over hun ervaringen door met hun mentor.

In gesprek

Dat vraagt veel van het reflectief vermogen van leerlingen die met hun 13, 14jaar eigenlijk nog kinderen zijn. „Ze zijn gevoelig voor hun omgeving”, zegt de locatiedirecteur. „Soms willen ze inderdaad kiezen op basis van dat leuke televisieprogramma, of omdat in die beroepsrichting een docent lesgeeft met wie ze goed kunnen opschieten. Daar willen we echt van af. We hebben continu gesprekken met leerlingen: Wat vind jij leuk om te doen? Daar proberen we hen bij te helpen. Leerlingen doen ervaringen op in allerlei richtingen en de mentor praat daar met hen over door. Dan heb je het erover dat als je richting de horeca wilt, je veel ’s avonds zult moeten werken. Dat realiseren ze zich niet altijd, dus dat kun je in zo’n loopbaangesprek meenemen.”

Prof. Kuijpers vergelijkt zo’n beroepskeuzeproces weleens met de keuze voor een partner. „Die kies je ook niet op advies van een ander of een test. Je wilt het ervaren, kleine stapjes zetten en je zegt niet meteen: Met jou ga ik de rest van mijn leven delen.”

Die nieuwe werkwijze vergt een flinke omslag bij de praktisch ingestelde docenten die vmbo’ers inwijden in de geheimen van techniek, zorg of bouw. „Het vergt een andere houding van docenten”, zegt Kuijpers, die vmbo-docenten tijdens cursusdagen leert hoe ze loopbaangesprekken kunnen voeren. Ze kwam ook in Elburg op het Nuborgh College. De docenten werden twee dagen getraind, en sommige collega’s werden opgeleid tot schoolcoach en dienen als vraagbaak en begeleider van de docenten die de loopbaangesprekken voeren. „Een spannend proces”, zegt directeur Leeflang. „Maar het levert mooie gesprekken met leerlingen op; je komt heel dicht bij hun belevingswereld.”

Kosten

Doordat vmbo-scholen een breder onderwijsaanbod gaan geven, moeten ze extra inventaris aanschaffen. Tot hun frustratie krijgen ze hiervoor geen extra geld. „Dit is de grootste verandering ooit in het vmbo en we krijgen er geen stuiver voor. Heel vreemd”, vindt Peter Holsappel, vmbo-directeur van het Gomarus College in Groningen. Zo bood zijn school al elektrotechniek en metaaltechniek aan, maar in het nieuwe programma komt daar installatietechniek bij. „Daar moet je spullen voor aanschaffen. Dat gaat algauw om een bedrag van 2 tot 3 ton. Bouw- en technieklokalen zijn de duurste die de school heeft.”

Die klacht over gebrek aan geld leeft breed in het vmbo, merkt de VO-raad, de vereniging van scholen in het voortgezet onderwijs. Staatssecretaris Dekker heeft toegezegd naar de knelpunten te kijken, maar hij trekt niet direct de portemonnee. Hij heeft beloofd voor het eind van dit jaar na te gaan hoe het zit met de bekostiging van de technische profielen.


Breder opgeleid

Twee voorbeelden van leerlingen die door de nieuwe opzet van het vmbo lessen in verschillende richtingen kunnen volgen, iets wat in de oude opzet niet kon.

Sven Groothuis (15)

„Ik ben opgegroeid op een boerderij en het beroepsprofiel ”groen” zou dan logisch zijn. Maar ik vond de opleiding ”groen” niet specifiek genoeg. Deze bevatte te veel verschillende dingen: tuinieren, kleine huisdieren, dat vind ik niet interessant. Daarom heb ik aan het eind van het tweede jaar de richting ”bouw, woning en interieur” gekozen. Nu zit ik in het vierde jaar en doe ik het keuzevak veehouderij uit het profiel groen erbij. Ondertussen heb ik geleerd hoe ik kan timmeren, metselen en profielen stellen. Dat is op de boerderij handig als je een schuur gaat bouwen.”

Harm Pieper (16)

„Ik heb eerst twee jaar vmbo gedaan in de richting ”produceren, installeren en energie” (PIE) op het niveau basisberoepsgericht. Vorig jaar heb ik mijn vmbo-diploma gehaald. Maar ik wil graag medisch laborant worden en ik word pas toegelaten tot die opleiding als ik het hogere vmbo-niveau kaderberoepsgericht heb gedaan. Daarom doe ik nu vmbo-kader, richting zorg. De opleiding PIE heeft me geleerd persoonlijke eigenschappen te verbeteren, zoals logisch denken. En als de opleiding tot medisch laborant niet lukt, heb ik in elk geval een kaderdiploma zorg. En ik kan ook altijd nog besluiten om in de elektrotechniek verder te gaan.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer